taxci
 

Wijzigingen loonbelasting 2008

Laatst gewijzigd: 11-03-2011

 

 2  Loonbelasting
 2.1  Spaarloon of levensloopregeling
 2.2   Pensioenregelingen
 2.3   Reiskostenvergoeding
 2.4  Auto van de zaak
 2.5  Telefoon en internet
 2.6  Zakelijke maaltijden
 2.7  Maaltijden in bedrijfskantines
 2.8  Consumpties tijdens werktijd
 2.9  Personeelsleningen
 2.10  Vrijwilligers
 2.11  Dienstverlening aan huis
 2.12  Artiesten- en beroepssportersregeling
 2.13  Bedrijfsfitness
 2.14  Geschenkenregeling
 2.15  Fietsregeling
 2.16  Vakantiebonnen
 3  Afdrachtvermindering loonbelasting
 3.1  Afdrachtvermindering onderwijs
 3.2  Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk

 

2  Loonbelasting

 

2.1 Spaarloon of levensloopregeling

Spaarloon

Het bedrag dat de werknemer maximaal mag sparen bedraagt € 613 per jaar. De werknemer mag slechts bij één werkgever deelnemen aan de spaarloonregeling.

Als een werknemer bij een werkgever wil sparen via de spaarloonregeling, dan moet worden voldaan aan de volgende twee voorwaarden:

• de werknemer was reeds op 1 januari 2008 bij die werkgever in dienst en

• die werkgever past ten aanzien van die werknemer reeds sinds 1 januari 2008 de algemene heffingskorting toe.

Als een werknemer na de eerste dag van het kalenderjaar bij een werkgever in dienst treedt kan hij dat jaar dus niet van de spaarloonregeling van die werkgever gebruik maken.

 

In de inkomstenbelasting geldt voor het jaar 2008 een vrijstelling in box 3 van maximaal € 17.025

(€ 17.025) voor geblokkeerde spaartegoeden in het kader van een spaarloonregeling.

 

Levensloopregeling

Met de levensloopregeling kunnen werknemers sparen om in de toekomst een periode van onbetaald verlof te financieren. De levensloopregeling kan worden gebruikt voor elke vorm van verlof, zoals zorgverlof, sabbatical, ouderschapsverlof en educatief verlof. Het spaarsaldo of de verzekeringsuitkering mag ook gebruikt worden om eerder met pensioen te gaan. De huidige verlofspaarregeling mag worden omgezet in de levensloopregeling. Er kan jaarlijks maximaal 12% van het loon gespaard worden. Inleg is uitsluitend toegestaan indien het spaarsaldo dan wel de waarde van de verzekering aan het begin van het jaar niet hoger is dan het bedrag dat nodig is voor een periode van extra (volledig doorbetaald) verlof van 2,1 jaar (absoluut maximum). Is men op 31 december 2005, 51 jaar of ouder, maar nog geen 56 jaar, dan geldt er een speciale regeling. Deze werknemers mogen dan meer sparen dan 12% van het brutoloon. Zo kan men in een kortere periode toch een behoorlijk levenslooptegoed opbouwen. Ook in dit geval geldt het hiervoor genoemde absolute maximum. Bij deze toets wordt echter niet uitgegaan van het saldo dan wel de waarde aan het begin van het jaar, maar van het saldo dan wel de waarde die na de storting resulteert.

 

De werknemer kan jaarlijks kiezen aan welke regeling hij wil deelnemen: spaarloon of levensloop. In hetzelfde jaar in beide regelingen geld inleggen is niet mogelijk.

 Terug naar boven - index

 

2.2 Pensioenregelingen

 

Alle pensioenregelingen moeten in beginsel vanaf 1 januari 2006 voldoen aan de fiscale kaders zoals deze gelden na de invoering van de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling (Wet VPL). Het uitgangspunt van deze wet is dat een werknemer pas op 65-jarige leeftijd stopt met werken. De werknemer mag wel eerder met pensioen gaan dan bij 65 jaar, maar het (in dat geval over minder jaren opgebouwde) pensioen moet dan actuarieel herrekend worden. Dat betekent dat het pensioen wordt verdeeld over een groter aantal jaren, waardoor de werknemer lagere pensioenuitkeringen krijgt. Voor werknemers die op 31 december 2004 55 jaar of ouder zijn, maakt de wet een uitzondering. Voor hen geldt dat bepaalde (op 31 december 2004 bestaande) VUT- en prepensioenregelingen mogelijk blijven.

 Terug naar boven - index

 

2.3 Reiskostenvergoeding

De maximale belastingvrije vergoeding van zakelijke kilometers is € 0,19 (€ 0,19) per kilometer, ongeacht het vervoermiddel. Dit betekent dat de werkgever elke zakelijke kilometer, ook elke kilometer voor woon-werkverkeer, tot maximaal € 0,19 (€ 0,19) belastingvrij kan vergoeden.

Als een werknemer met het openbaar vervoer reist, kan de werkgever kiezen: er kan maximaal

€ 0,19 (€ 0,19) per kilometer belastingvrij worden vergoed, maar ook de werkelijke reiskosten mogen belastingvrij worden vergoed. De werkgever moet de vergoede plaatsbewijzen bewaren.

 Terug naar boven - index

 

2.4 Auto van de zaak

De bijtelling voor privé-gebruik auto is de waarde van het privé-gebruik van een ter beschikking

gestelde personen- of bestelauto, verminderd met de eigen bijdrage van de werknemer voor het privé-gebruik.

 

Als de ter beschikking gestelde personen- of bestelauto een milieuvriendelijke is, is de bijtelling 14% (22%). Voorwaarde is dat de CO2 –uitstoot van deze auto lager is dan:

• 95 gram per kilometer voor de auto die op diesel rijdt

• 110 gram per kilometer voor de auto die niet op diesel rijdt

 

Voor andere dan bovengenoemde personen- of bestelauto’s is de bijtelling 25% (22%).

 

Als een werknemer niet meer dan 500 kilometer per kalenderjaar privé rijdt en dit kan bewijzen, is er geen bijtelling. De werknemer kan daartoe een verklaring aanvragen bij de Belastingdienst. Het aanvraagformulier dat hij daarvoor moet gebruiken, is te downloaden via www.belastingdienst.nl.

 

Voor bestelauto’s geldt daarnaast nog het volgende:

- er hoeft geen bijtelling plaats te vinden als de werknemer de bestelauto niet kan gebruiken buiten werktijd, bijvoorbeeld omdat de werknemer de bestelauto plaatst op een afgesloten bedrijfsterrein. De werkgever kan ook een schriftelijk verbod op privé-gebruik opleggen aan de werknemer. Hierbij is vereist dat hij controle uitoefent op de naleving van het verbod en een passende sanctie oplegt als het verbod wordt overtreden.

- bij bestelauto’s die door de aard van het werk doorlopend afwisselend worden gebruikt door twee of meer werknemers kan het privé-gebruik moeilijk vast te stellen zijn. Het privé-gebruik wordt dan door middel van eindheffing bij de werkgever belast. Deze eindheffing bedraagt € 300 (€ 300) per bestelauto op jaarbasis.

 Terug naar boven - index

 

2.5 Telefoon en internet

  

De vergoedingen en verstrekkingen van telefoon en internet zijn onbelast als de werknemer de internet- of telefoonaansluiting voor meer dan 10% zakelijk gebruikt. Dit geldt ook voor een tweede telefoonaansluiting en voor mobiele telefoons. Hoewel je met een smartphone en de blackberry meer kan doen dan alleen bellen, zijn dit voor deze regeling ook een mobiele telefoon. De pocketpc’s en mininotebooks vallen hier niet onder.

 Terug naar boven - index

 

2.6 Zakelijke maaltijden

Alle meer dan bijkomstig zakelijke maaltijden kunnen onbelast worden vergoed of verstrekt.

 Terug naar boven - index

 

2.7 Maaltijden in bedrijfskantines

Voor een maaltijd in een bedrijfskantine gelden de volgende normbedragen:

 

 

2008

2007

Warme maaltijd

€ 3,90

€ 3,80

Koffiemaaltijd/Lunch

2,05

2,00

Ontbijt

2,05

2,00

 

  

 Terug naar boven - index

2.8 Consumpties tijdens werktijd

De vrijgestelde vergoeding voor consumpties tijdens werktijd (maaltijden vallen hier niet onder) bedraagt maximaal € 2,75 (€ 2,75) per week of € 0,55 (€ 0,55) per dag.

 Terug naar boven - index

 

2.9 Personeelsleningen

Er is in 2008 geen sprake van een te belasten rentevoordeel als de werknemer ten minste 5,3% (4,7%) rente betaalt over het geleende bedrag.

 Terug naar boven - index

 

2.10 Vrijwilligers

De vergoeding die een vrijwilliger ontvangt, wordt niet als loon beschouwd als deze niet meer bedraagt dan € 1.500 (€ 1.500) per jaar en € 150 (€ 150) per maand.

Het gaat erom of de beloning in redelijke mate overeenstemt met (de aard van) het werk. Bij een beloning die kan worden aangemerkt als een marktconforme beloning, is er geen sprake van `vrijwilligerswerk`. Een belangrijk kenmerk van vrijwilligerswerk is namelijk dat een vergoeding

niet in verhouding staat tot het tijdsbeslag en de aard van het verrichte werk.

 Terug naar boven - index

 

2.11 Dienstverlening aan huis

  

De regeling dienstverlening aan huis geldt voor particulieren die voor minder dan vier dagen in de week dezelfde persoon ‘inhuren’ voor persoonlijke diensten (klusjes in of aan huis, tuin e.d.). Ook het verlenen van zorg (eventueel via persoonsgebonden budget) of alfahulpverlening valt onder de regeling voor dienstverlening aan huis.

 

In die gevallen hoeft de particuliere opdrachtgever geen loonbelasting in te houden of premies werknemersverzekeringen in te houden of zelf te betalen. De particuliere dienstverlener moet zijn verdiensten wel in zijn aangifte Inkomstenbelasting vermelden (als resultaat uit overige werkzaamheid) en is verder mogelijk inkomensafhankelijke bijdrage ZVW verschuldigd.

 Terug naar boven - index

 

2.12 Artiesten - en beroepssportersregeling

De artiesten- en beroepssportersregeling geldt vanaf 1 januari 2007 voor:

• in Nederland wonende artiesten die in Nederland optreden,

• in het buitenland wonende artiest of beroepssporter die in Nederland optreedt, al dan niet in een gezelschap of sportploeg, tenzij de artiest woont in een land waarmee de Staat der Nederlanden een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten, of op de Nederlandse Antillen of Aruba,

 

• een buitenlands artiestengezelschap of sportploeg. Dat is een gezelschap waarvan 70% of meer van de leden in het buitenland woont. Als vervolgens blijkt dat tenminste 70% van de leden woont in een land waarmee de Staat der Nederlanden een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten, of woont op de Nederlandse Antillen of op Aruba, geldt de regeling niet. Voor de conclusie dat sprake is van een buitenlands gezelschap, waarvoor regeling òf wel òf niet van toepassing is, mag de opdrachtgever gebruik maken van een tweetal vereenvoudigde bewijsmethoden.

 Terug naar boven - index

 

2.13 Bedrijfsfitness

De verstrekking of vergoeding van bedrijfsfitness is onbelast als voldaan is aan de volgende voorwaarden:

- De deelname staat open voor 90% of meer van alle werknemers (of 90% of meer van alle werknemers met dezelfde arbeidsplaats als die niet is gelegen in de woning van een van deze werknemers).

- De plaats van de bedrijfsfitness voldoet aan de voorwaarden. Er zijn voor de plaats van de fitness nu de volgende 3 mogelijkheden:

- De fitness vindt plaats in een vestiging van het bedrijf of de instelling.

- De fitness vindt plaats in een fitnesscentrum dat voor alle werknemers van het bedrijf of de instelling is aangewezen.

- Er is een overeenkomst met 1 fitnessbedrijf op grond waarvan alle werknemers van het bedrijf of de instelling kunnen fitnessen in elke vestiging van dat fitnessbedrijf. Als het bedrijf of de instelling meer dan een vestiging heeft, gelden de 2 laatstgenoemde mogelijkheden per vestiging.

 

Als de fitness niet aan deze voorwaarden voldoet, dan moet een vergoeding of verstrekking daarvan volgens de algemene regels voor loon in natura worden behandeld.

 

De vergoeding of verstrekking is belast als alleen een grootaandeelhouder en zijn eventuele partner gebruikmaken van de bedrijfsfitness. Een grootaandeelhouder is iemand die, al dan niet samen met zijn partner en zijn bloed- of aanverwanten in de rechte lijn, direct of indirect aandeelhouder is voor minstens eenderde gedeelte van het geplaatste aandelenkapitaal.

 Terug naar boven - index

 

 

2.14 Geschenkenregeling

De werkgever mag 20% eindheffing toepassen over geschenken in natura aan een werknemer, voor zover de waarde in het economische verkeer niet meer is dan € 70 per kalenderjaar.

 Terug naar boven - index

 

2.15 Fietsregeling

De werkgever kan eens per drie jaren de aanschafkosten van een fiets van de werknemer tot een bedrag van € 749 (€ 749) onbelast vergoeden als de werknemer voor woon-werkverkeer gebruik maakt van de fiets.

De werkgever mag voor met de fiets samenhangende zaken in 2008 maximaal € 82 (€ 82) onbelast aan zijn werknemer vergoeden en verstrekken. Het maximum van € 82 per kalenderjaar geldt voor vergoedingen en verstrekkingen samen.

 Terug naar boven - index

 

2.16 Vakantiebonnen

Regelmatig bij de betaling van het loon verstrekte vakantiebonnen, vakantietoeslagbonnen of van daarmee overeenkomende aanspraken (hierna: vakantiebonnen) die voortvloeien uit een reeds op 31 december 1996 bestaande of aansluitend naar strekking ter zake ongewijzigd voortgezette publiekrechtelijke regeling of collectieve arbeidsovereenkomst, worden in 2007 op grond van een overgangsregeling gewaardeerd op 92,5% van de nominale waarde. Deze overgangsregeling wordt nog twee jaar voortgezet met een stapsgewijze verhoging. Met ingang van 2008 is de in aanmerking te nemen waarde van de vakantiebonnen verhoogd van 92,5% van de nominale waarde naar 95% van de nominale waarde. Met ingang van 2009 wordt de waardering verder verhoogd naar 97,5% van de nominale waarde. Met ingang van 1 januari 2010 zal de structurele regeling voor de fiscale behandeling van vakantiebonnen ingaan. In 2009 zal een besluit worden genomen over de vormgeving daarvan.

 Terug naar boven - index

 

3 Afdrachtvermindering loonbelasting

 

3.1 Afdrachtvermindering onderwijs

De afdrachtvermindering onderwijs bedraagt € 2.566 (€ 2.500). Het toetsloon voor 2008 is

€ 22.142 (€ 21.422).

 

scholing tot startkwalificatieniveau

Er bestaat recht op een afdrachtvermindering wanneer een voormalig werkloze werknemer in dienst is die aangewezen scholing volgt die er op gericht is de werknemer op startkwalificatieniveau te brengen. Deze afdrachtvermindering bedraagt € 3.079 (€ 3.000).

 

stageplaatsen

De afdrachtvermindering onderwijs voor stageplaatsen mag ook toegepast worden voor stagiairs van een beroepsopleiding in de beroepsopleidende leerweg op mbo-niveau 1 of 2. Deze afdrachtvermindering bedraagt € 1.232 (€ 1.200) en het loon hoeft niet getoetst te worden aan het toetsloon.

 

Procedure Erkenning verworven competenties

Met een procedure Erkenning verworven competenties (EVC) kan een werknemer laten vaststellen welke competenties hij door werkervaring al heeft en welke aanvullende opleidingen hij eventueel nodig heeft. Als de werkgever de kosten vergoedt, is dat belast loon. De werkgever heeft per werknemer die een erkende EVC-procedure volgt, recht op € 308 (€ 300) afdrachtvermindering onderwijs per procedure. De werkgever hoeft geen rekening te houden met het toetsloon of deeltijdfactor.

 Terug naar boven - index

 

3.2 Afdrachtvermindering speur - en ontwikkelingswerk

Voor de toepassing van de afdrachtvermindering S&O is een S&O-verklaring van SenterNovem noodzakelijk. Binnen een kalenderjaar mag de werkgever voor maximaal drie perioden van minstens drie kalendermaanden en maximaal zes kalendermaanden een aanvraag indienen. Een verklaring voor een heel kalenderjaar wordt alleen onder bepaalde voorwaarden afgegeven.

De afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk (S&O) voor 2008 bedraagt 42% x (het verwachte aantal S&O-uren vermenigvuldigd met het gemiddelde uurloon), maar maximaal

€ 110.000.

Over het bedrag boven € 110.000 geldt een afdrachtvermindering van 14%. Voor starters geldt een hoger percentage voor afdrachtvermindering namelijk 60%. De S&O-afdrachtvermindering bedraagt per inhoudingsplichtige maximaal € 8.000.000.

 

De in het Belastingplan aangekondigde vereenvoudigde berekeningswijze kan in 2008 nog niet ingevoerd worden. Daardoor wordt voor de bepaling van het gemiddelde uurloon in 2008 nog uitgegaan van de huidige systematiek. Het gemiddelde uurloon in 2008 voor werkgevers die in 2005 S&O hebben verricht en over een S&O-verklaring beschikken, wordt gebaseerd op het door hen in dat jaar voor S&O betaalde loon. De werkgever moet dit loon vermenigvuldigen met de factor 1,02. Dit loon moet naar boven worden afgerond op een veelvoud van € 5. Voor een werkgever die in 2005 geen S&O heeft verricht waarvoor hij over een S&O-verklaring beschikt, geldt een gemiddeld uurloon van € 29 (€ 28).

 

In sommige gevallen geldt een meldingsplicht als het verwachte aantal S&O-uren waarvan de S&O-verklaring uitgaat hoger is dan de daadwerkelijk gerealiseerde uren (margeregeling). Het maximale aantal (correctie)mededelingen van drie per kalenderjaar wordt met ingang van 1 januari 2008 teruggebracht naar één per kalenderjaar.

 

De afdrachtvermindering S&O kan, samen met de andere afdrachtverminderingen, nooit meer zijn dan de te betalen loonbelasting/premie volksverzekeringen.

 Terug naar boven - index

Terug naar index - Belastingwijzigingen Bedrijven

Terug naar index - Belastingwijzigingen Particulieren