taxci
 

Wijzigingen in de belastingheffing met ingang van 1 januari 2005 - particulieren

Laatst gewijzigd: 11-03-2011

1 Inkomstenbelasting
1.1 Tarieven
1.1.1 Tarief Box 1 (belastbaar inkomen uit werk en woning)
1.1.2 Tarief Box 2 (belastbaar inkomen uit sparen en beleggen)
1.1.3 Tarief Box 3 (belastbaar inkomen uit sparen en beleggen)
1.2 Heffingskortingen
1.2.1 Bedragen heffingskortingen
1.2.2 Algemene heffingskorting
1.2.3 Arbeidskorting
1.2.4 Kinderkorting
1.2.5 Aanvullende kinderkorting
1.2.6 Combinatiekorting
1.2.7 Aanvullende combinatiekorting
1.2.8 Alleenstaande-ouderkorting
1.2.9 Aanvullende alleenstaande-ouderkorting
1.2.10 Jonggehandicaptenkorting
1.2.11 Ouderenkorting
1.2.12 Aanvullende ouderenkorting
1.2.13 Toetrederskorting
1.2.14 Overgangsrecht invorderingsvrijstelling
1.2.15 Korting voor maatschappelijke beleggingen
1.2.16 Korting voor beleggingen in durfkapitaal
1.3 Aanslaggrens voor de inkomstenbelasting
1.4 Teruggaafgrens loonbelasting en premie volksverzekeringen (T-biljet)
1.5 Werknemersaftrek
1.5.1 Reisaftrek
1.5.2 Zeedagenaftrek
1.6 Eigenwoningforfait
1.7 Aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld
1.8 Bijtelling bestelauto's
1.9 Kinderopvang
1.10 Buitengewone uitgaven
1.10.1 Drempels buitengewone uitgaven
1.10.2 Kleding en beddengoed
1.10.3 Reiskosten ziekenbezoek
1.10.4 Uitgaven wegens arbeidsongeschiktheid
1.10.5 Uitgaven wegens chronische ziekte
1.10.6 Uitgaven wegens chronische ziekte van kinderen
1.10.7 Uitgaven wegens ouderdom
1.11 Aftrek levensonderhoud voor kinderen
1.12 Weekenduitgaven gehandicapte kinderen
1.13 Scholingsuitgaven
1.14 Kapitaalverzekering eigen woning
1.15 Uitgaven voor inkomenvoorzieningen: lijfrente en andere premies
1.16 Kamerverhuurvrijstelling
1.17 Giftenaftrek
1.26 Box 3
1.26.1 Heffingvrij vermogen
1.26.2 Toeslag heffingvrij vermogen minderjarige kinderen
1.26.3 Ouderentoeslag
1.26.4 Vrijstelling maatschappelijke beleggingen
1.26.5 Vrijstelling beleggingen in durfkapitaal
1.26.6 Vrijstelling voor een uitvaartverzekering
1.26.7 Kapitaaluitkering uit levensverzekering: overgangsrecht
1.26.8 Schulden
4 Rechten van successie, van schenking en overgang
4.1 Verlaging tarief Algemeen nut beogende instellingen
4.2 Bedrijfsopvolging
4.3 Vrijstellingen successierecht
4.4 Vrijstellingen schenkingsrecht
4.5 Tarief successie en schenking

  

Inkomstenbelasting

 

Tarieven

 

Tarief

 

2005

Belastbaar inkomen meer dan

doch niet meer dan

belastingtarief

tarief premie volksverzekeringen

totaal tarief

heffing over totaal van de schijven

Jonger dan 65  jaar

  

  

  

  

  

-

€ 16.893

1,80%

32,60%

34,40%

  5.811

€ 16.893

30.357

9,35%

32,60%

41,95%

11.459

30.357

51.762

42     %

  

42     %

20.449

51.762

  

52     %

 

52     %

 

65 jaar en ouder

  

  

  

  

  

-

€ 16.893

1,80%

14,70%

16,50%

   2.787

€ 16.893

30.357

9,35%

14,70%

24,05%

6.025

30.357

51.762

42     %

 

42     %

15.015

51.762

 

52     %

 

52     %

 

Premiepercentages volksverzekeringen:
AOW 17,90%
ANW   1,25%
AWBZ 13,45%
 32,60%

Tarief Box 2 (belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang)
De belasting op het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang bedraagt 25%.

Tarief Box 3 (belastbaar inkomen uit sparen en beleggen)
De belasting op het belastbare inkomen uit sparen en beleggen bedraagt 30%.

Heffingskortingen

Bedragen heffingskortingen

Heffingskorting

65 jaar en ouder

65 jaar en ouder

 

2005

2005

Algemene heffingskorting

€ 1.894

€ 910

Arbeidskorting (maximaal)

·         tot 57 jaar

·         57, 58 of 59 jaar

·         60 of 61 jaar

·         62 jaar of ouder

 

1.287

1.532

1.775

2.019

 

 

 

 

969

Kinderkorting

112

54

Aanvullende kinderkorting

·         inkomen lager dan € 28.491

·         verhoging bij drie of meer kinderen

·         inkomen lager dan € 30.225

 

690

65

504

 

332

32

243

Combinatiekorting

228

110

Aanvullende combinatiekorting

389

188

Alleenstaande-ouderkorting

1.401

673

Aanvullende alleenstaande ouderkorting (maximaal)

1.401

673

Jonggehandicaptenkorting

639

 

Ouderenkorting

 

454

Aanvullende ouderenkorting

 

287

Korting maatschappelijke beleggingen

1,3%*

1,3%*

Korting beleggingen in direct durfkapitaal

1,3%*

1,3%*

*    van de vrijstelling in box 3

Algemene heffingskorting
Iedere belastingplichtige heeft recht op de algemene heffingskorting. Partners hebben ieder zelfstandig recht op deze heffingskorting. Zij kunnen deze korting niet overdragen aan hun partner. Als één van de partners geen of weinig inkomsten heeft en dus zijn eigen heffingskorting niet (helemaal) gebruikt, kan hij onder bepaalde voorwaarden (een deel van) het bedrag rechtstreeks uitbetaald krijgen door de Belastingdienst. Weinig inkomen houdt hier in: het totaalbedrag van salaris, uitkering of pensioen is lager dan ongeveer € 5.500 en er is geen ander inkomen. Voorwaarde voor uitkering is dat de partner van belastingplichtige voldoende inkomen heeft en voldoende belasting betaalt.

Arbeidskorting
Een belastingplichtige heeft recht op arbeidskorting als hij één van de volgende soorten inkomsten heeft: loon of salaris, winst uit onderneming of resultaat uit overige werkzaamheden. Het moet gaan om inkomsten uit tegenwoordige arbeid.
De hoogte van de arbeidskorting is afhankelijk van het gezamenlijk bedrag van de hiervoor bedoelde inkomsten uit tegenwoordige arbeid (de arbeidskortingsgrondslag). Voor ouderen vanaf 57 jaar geldt een hogere arbeidskorting.

Kinderkorting
Een belastingplichtige heeft recht op kinderkorting als aan de onderstaande voorwaarden wordt voldaan;
· er behoort in 2005 meer dan zes maanden een kind tot het huishouden van de belastingplichtige en dit kind is bij aanvang van het kalenderjaar jonger dan 18 jaar en
· dit kind is tijdens die periode op het woonadres van belastingplichtige of dat van zijn partner ingeschreven en wordt door één van beide in belangrijke mate onderhouden en
· het gezamenlijke verzamelinkomen van de belastingplichtige en zijn partner is niet hoger dan
€ 60.447

Aanvullende kinderkorting
Een belastingplichtige heeft recht op de aanvullende kinderkorting van € 504 als voor hem de kinderkorting geldt en het gezamenlijke verzamelinkomen van de belastingplichtige en zijn partner in 2005 niet hoger is dan € 30.225.
Bij een gezamenlijk verzamelinkomen dat niet hoger is dan € 28.491 wordt de aanvullende kinderkorting verhoogd tot € 690. Daarnaast wordt deze aanvullende kinderkorting nog extra verhoogd met € 65 als er in het huishouden drie of meer kinderen zijn.

Combinatiekorting
Een belastingplichtige heeft recht op de combinatiekorting als:
· hij inkomen uit tegenwoordige arbeid heeft waarvoor meer dan € 4.366 wordt ontvangen, of de belastingplichtige komt in aanmerking voor de zelfstandigenaftrek voor ondernemers en
· er behoort in 2005 gedurende tenminste 6 maanden een kind tot zijn huishouding dat bij aanvang van het kalenderjaar jonger is dan 12 jaar en
· tijdens die periode is dit kind op hetzelfde woonadres ingeschreven als de belastingplichtige.
Als beide ouders aan de voorwaarden voldoen, hebben ze allebei recht op deze korting.

Aanvullende combinatiekorting
De minstverdienende partner die recht heeft op de combinatiekorting, heeft ook recht op de aanvullende combinatiekorting. Deze heffingskorting geldt eveneens voor de werkende alleenstaande ouder die recht heeft op de combinatiekorting. De aanvullende combinatiekorting bedraagt in 2005 € 389.

Alleenstaande-ouderkorting
Een belastingplichtige heeft recht op de alleenstaande-ouderkorting als hij in 2005 meer dan zes maanden:
· geen partner heeft en
· een huishouding voert met een kind dat hij in belangrijke mate onderhoudt en dat op hetzelfde woonadres ingeschreven moet staan en
· deze huishouding voert met geen ander dan kinderen die bij aanvang van het kalenderjaar de leeftijd van 27 jaar niet hebben bereikt.

Aanvullende alleenstaande-ouderkorting
Een belastingplichtige heeft recht op de aanvullende alleenstaande-ouderkorting als hij:
· recht heeft op de alleenstaande-ouderkorting en
· tegenwoordige arbeid verricht en
· tot zijn huishouden behoort gedurende een periode van meer dan zes maanden een kind dat bij aanvang van het kalenderjaar de leeftijd van 16 jaar niet heeft bereikt en dat gedurende die tijd op hetzelfde woonadres is ingeschreven.
De hoogte van de aanvullende alleenstaande-ouderkorting bedraagt 4,3% van de inkomsten uit werkzaamheden buiten de huishouding, maar maximaal € 1.401.

Jonggehandicaptenkorting
De jonggehandicaptenkorting geldt voor de belastingplichtige die in het kalenderjaar recht heeft op een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (een zogenoemde Wajonguitkering), tenzij voor hem de ouderenkorting geldt. Men komt ook voor de jonggehandicapten-korting in aanmerking, als weliswaar recht bestaat op een Wajong-uitkering maar niet daadwerkelijk een wajonguitkering wordt ontvangen, vanwege het hebben van een andere uitkering of ander inkomen uit arbeid.

Ouderenkorting
Een belastingplichtige heeft recht op de ouderenkorting als hij op 31 december 2005 65 jaar of ouder is en een verzamelinkomen heeft van niet meer dan € 30.728.

Aanvullende ouderenkorting
Een belastingplichtige heeft recht op de aanvullende ouderenkorting als hij:
· recht heeft op de ouderenkorting en
· recht heeft op een AOW-uitkering voor alleenstaanden.

Toetrederskorting
Als men vóór 2003 vanuit een uitkeringssituatie (zoals bijstand of WAO, WAZ en Wajong) of gesubsidieerd werk, toetrad tot de arbeidsmarkt bestaat onder bepaalde voorwaarden recht op een toetrederskorting van € 2.269, verdeeld over drie jaren: € 1.361 in het eerste jaar en € 454 in het tweede en derde jaar.
De toetrederskorting is op 1 januari 2003 afgeschaft. Belastingplichtigen die vanaf die datum toetreden tot de arbeidsmarkt hebben daarom geen recht op toetrederskorting. Wel kan in 2005 nog een tranche worden verrekend waarop men recht heeft gekregen door het toetreden tot de arbeidsmarkt vóór
1 januari 2003.

Overgangsrecht invorderingsvrijstelling
De inkomensgrens voor de tijdelijke verhoging van de algemene heffingskorting voor belastingplichtigen met een partner, is met terugwerkende kracht, tot 1 januari 2004,verhoogd van € 5.833 naar € 5.921. Voor het kalenderjaar 2005 is de inkomensgrens vastgesteld op € 6.199. De groep alfahulpen die voorheen recht had op de (afgeschafte) invorderingsvrijstelling, blijft hierdoor tot en met 2005 in aanmerking komen voor een tijdelijke verhoging van de algemene heffingskorting. In 2005 bedraagt de verhoging nog 23,5% van het bedrag van de berekende tijdelijke verhoging. De tijdelijke verhoging van de algemene heffingskorting is een algemeen geldende regeling. De regeling beperkt zich dus niet tot alfahulpen, maar geldt voor iedereen met een beperkt inkomen.

Korting voor maatschappelijke beleggingen
Deze korting geldt voor de belastingplichtige die belegt in maatschappelijke beleggingen (groene beleggingen en sociaal-ethische beleggingen). De korting bedraagt 1,3% van het bedrag dat daarvoor gemiddeld is vrijgesteld op grond van de bepalingen in box 3.

Korting voor beleggingen in durfkapitaal
Deze korting geldt voor de belastingplichtige die belegt in direct durfkapitaal en in culturele beleggingen. De korting bedraagt 1,3% van het bedrag dat daarvoor gemiddeld is vrijgesteld op grond van de bepalingen in box 3.

Aanslaggrens voor de inkomstenbelasting
De aanslaggrens voor de inkomstenbelasting wordt in 2005 € 40. Als het verschil tussen de verschuldigde inkomstenbelasting en het saldo van de gezamenlijke voorheffingen en de voorlopige teruggaven meer bedraagt dan € 40 volgt een aanslag.

Teruggaafgrens loonbelasting en premie volksverzekeringen (T-biljet)
De grens voor teruggaaf op verzoek, op grond van teveel ingehouden loonbelasting en premie volksverzekering over het belastingjaar 2005 is € 13.
Naast de voorheffingen moeten ook in aanmerking worden genomen de voorlopige teruggaven die uitsluitend met het oog op de heffingskorting zijn vastgesteld (gezamenlijk genoemd: voorheffingssaldo). Als dit voorheffingssaldo de verschuldigde belasting niet of met niet meer dan € 13 overtreft, dan volgt geen aanslag.

Werknemersaftrek

Reisaftrek
Voor het regelmatig woon-werkverkeer met het openbaar vervoer kan de reisaftrek van toepassing zijn. Voor deze aftrek gelden een aantal voorwaarden:
· de belastingplichtige moet beschikken over een openbaar-vervoerverklaring of een reisverklaring) en
· de per openbaar vervoer afgelegde enkele reisafstand moet meer dan 10 kilometer bedragen en
· de belastingplichtige moet regelmatig (doorgaans minimaal één keer per week of minimaal 40 dagen in 2005) tussen zijn woning en zijn werkplek heen en weer reizen per openbaar vervoer.

Reiskosten openbaar vervoer

Enkele reisafstand woon-werkverkeer in km

aftrekbedrag in 2005

meer dan

niet meer dan

 

0

10

-

10

15

    392

15

20

524

20

30

880

30

40

1.091

40

50

1.424

50

60

1.583

60

70

1.757

70

80

1.817

80

-

1.842

Voor de belastingplichtige die op drie, twee of één dag per week naar dezelfde plaats van werkzaamheden reist per openbaar vervoer bedraagt het aftrekbedrag indien de reisafstand niet meer bedraagt dan 90 kilometer: driekwart, de helft respectievelijk een kwart van het in de tabel aangegeven bedrag. Als de enkele reisafstand groter is dan 90 kilometer: € 0,20 (€ 0,20) per kilometer vermenigvuldigd met het aantal dagen waarop wordt gereisd, maar maximaal € 1.842 (€ 1.816).

Zeedagenaftrek
Voor de kapitein, scheepsofficier of scheepsgezel van een zeeschip in de zin van de Zeebrievenwet die in verband met zijn werkzaamheden doorgaans tenminste 180 dagen per jaar aan boord van een dergelijk zeeschip of in een buitenlandse haven of havenplaats verblijft, bedraagt de zeedagenaftrek € 4 per zeedag. Daarbij tellen niet mee:
· reizen met een reisduur van 14 dagen of minder, tenzij gedurende de reis een buitenlandse haven is aangedaan die voor de vervoerde zaken of personen het karakter van haven van bestemming of vertrek heeft
· reizen waarbij vertrek en aankomst in een Nederlandse haven op dezelfde dag liggen
· dagen waarbij het schip in een Nederlandse haven ligt.

Eigenwoningforfait
Het forfaitpercentage van de WOZ-waarde van de eigen woning bedraagt:

2005

Als de WOZ-waarde meer is dan

maar niet meer dan

bedraagt het forfaitpercentage

-

€ 12.500

nihil

€ 12.500

25.000

0,20%

25.000

50.000

0,35%

50.000

75.000

0,45%

75.000

en hoger

0,60%

 

2004

Als de WOZ-waarde meer is dan

maar niet meer dan

bedraagt het forfaitpercentage

-

€ 12.500

nihil

€ 12.500

25.000

0,30%

25.000

50.000

0,50%

50.000

75.000

0,65%

75.000

en hoger

0,85%

 

Het berekende eigenwoningforfait kan niet hoger zijn dan € 8.750 (€ 8.500).

 

Aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld
Met ingang van 2005 is er een aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld. Deze aftrek wordt verleend als het saldo van eigenwoningforfait minus de aftrekbare kosten zoals hypotheekrente positief is. De aftrek is gelijk aan het verschil tussen het eigenwoningforfait en de aftrekbare kosten.
Door deze aftrek kan de bijtelling van het eigenwoningforfait nooit leiden tot een positief inkomensbestanddeel in box 1. De regeling beoogt een positieve prikkel te geven aan de financiering van de eigen woning uit eigen middelen.

Bijtelling bestelauto's
Vanaf medio 2005 zal ook bij bestelauto's BPM worden geheven. Ondernemers en gehandicapten krijgen (onder voorwaarden) deze BPM terug. Bij bestelauto's waarvoor de afgifte van het kentekenbewijs deel I na de inwerkingtreding van de nieuwe regeling (naar verwachting medio 2005) plaatsvindt wordt voor de berekening van de bijtelling uitgegaan van de catalogusprijs inclusief omzetbelasting en BPM. Voor bestelauto's waarvoor de afgifte van het kentekenbewijs deel I voor inwerkingtreding van de nieuwe regeling heeft plaatsgevonden heeft dit derhalve geen gevolgen voor de bijtelling.

Kinderopvang
De mogelijkheid voor aftrek van kosten voor kinderopvang vervalt met ingang van 2005. Dit in verband met de invoering van de nieuwe Wet kinderopvang (Wko). Het is ook niet meer mogelijk om in 2005 nog aftrek te krijgen voor kosten van kinderopvang die eventueel betrekking hebben op het jaar 2004.

Buitengewone uitgaven
Buitengewone uitgaven in verband met ziekte, invaliditeit, overlijden, arbeidsongeschiktheid, chronische ziekte, ouderdom en adoptie.

Drempels buitengewone uitgaven
De kosten voor ziekte, invaliditeit en dergelijke komen voor aftrek in aanmerking voor zover zij meer bedragen dan een bepaalde drempel. Het gaat dan om kosten van belastingplichtige zelf, zijn fiscale partner en zijn kinderen jonger dan 27 jaar en tot het huishouden van belastingplichtige behorende ernstig gehandicapte personen van 27 jaar of ouder en van tot zijn huishouding behorende zorgafhankelijke ouders, broers of zusters.

 

De drempels zijn als volgt voor 2005

verzamelinkomen van

verzamelinkomen tot

drempel

-

   6.902

   773

   6.902

53.750

11,2% van het verzamelinkomen

53.750 of meer

-

6.020

 Als de belastingplichtige het hele jaar een partner heeft gehad, moeten de verzamelinkomens van de belastingplichtige en zijn partner worden samengevoegd.

 

Kleding en beddengoed
Het bedrag voor extra uitgaven voor kleding en beddengoed die als uitgaven ter zake van ziekte en invaliditeit worden aangemerkt bedraagt € 310 . Indien wordt aangetoond dat deze extra uitgaven meer bedragen dan € 620 (€ 640) wordt het bedrag van € 310  verhoogd tot € 775 .

Reiskosten ziekenbezoek
Het bedrag voor uitgaven ter zake van reizen in verband met het regelmatig bezoeken van wegens ziekte of invaliditeit langer dan een maand verpleegde personen met wie de bezoeker bij de aanvang van de ziekte of invaliditeit een gezamenlijke huishouding voerde, is gesteld op € 0,18 (€ ). Voorwaarde is dat de enkele reisafstand meer is dan 10 kilometer.

Uitgaven wegens arbeidsongeschiktheid
Deze uitgaven worden in aanmerking genomen indien de belastingplichtige die hiervoor in aanmerking komt bij het begin van het kalender jaar jonger is dan 65 jaar. Het in aanmerking te nemen bedrag wordt gesteld op € 787 .

Uitgaven wegens chronische ziekte
Voor de vaste aftrek van € 787 (€ 776) voor uitgaven wegens chronische ziekte komt men in aanmerking indien in het kalenderjaar per persoon voor een bedrag van meer dan € 311  aan bepaalde specifieke ziektekosten wordt betaald. Tot de specifieke ziektekosten behoren geneesmiddelen, dieetkosten, eigen bijdrage AWBZ voor verzorging en verpleging, kosten van hulpmiddelen, extra kosten van vervoer en van gezinshulp en extra uitgaven voor kleding en beddengoed.

Indien het verzamelinkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek lager is dan € 30.357
(€ 29.543), wordt het bedrag van deze specifieke ziektekosten verhoogd met een vermenigvuldigings-factor van 65%.
De toepassing van de vermenigvuldigingsfactor werkt niet mee voor de drempel van € 311  aan specifieke uitgaven die toegang geven tot het chronisch zieken forfait.

Uitgaven wegens chronische ziekte van kinderen
Ouders/verzorgers van chronisch zieke kinderen kunnen per chronisch ziek kind in aanmerking komen voor een vaste extra aftrek van € 787 . Voor deze vaste aftrek komt men in aanmerking indien in het kalenderjaar voor het kind voor een bedrag van meer dan € 311  aan bepaalde specifieke ziektekosten wordt betaald.

Indien het verzamelinkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek lager is dan € 30.357
(€ 29.543), wordt het bedrag van deze specifieke ziektekosten verhoogd met 65%
De toepassing van de vermenigvuldigingsfactor werkt niet mee voor de drempel van € 311  aan specifieke uitgaven die toegang geven tot het chronisch zieken forfait.

Uitgaven wegens ouderdom
Uitgaven ter zake van ouderdom worden in aanmerking genomen indien de belastingplichtige bij het begin van het kalenderjaar 65 jaar of ouder is. Het in aanmerking te nemen bedrag is gesteld op € 787
(€ 776).

Aftrek levensonderhoud voor kinderen
Uitgaven voor kosten van levensonderhoud voor kinderen jonger dan 30 jaar zijn aftrekbaar als voor het kind geen recht bestaat op kinderbijslag ingevolge de AKW en het kind geen recht heeft op studiefinanciering of een met AKW of studiefinanciering vergelijkbare regeling. Als de kosten in belangrijke mate drukken op de belastingplichtige, komen deze voor aftrek in aanmerking tot een bedrag van:
a. € 270 per kalenderkwartaal indien het kind jonger is dan 6 jaar
b. € 330 per kalenderkwartaal indien het kind 6 jaar of ouder, maar jonger dan 12 jaar is
c. € 399 per kalenderkwartaal indien het kind 12 jaar of ouder, maar jonger dan 18 jaar is
d. € 330 per kalenderkwartaal indien het kind 18 jaar of ouder is.

De kosten van het onderhoud van een kind worden geacht in belangrijke mate op de belastingplichtige te drukken, indien de op de belastingplichtige drukkende bijdrage in de kosten van het onderhoud van het kind ten minste € 386 per kwartaal beloopt.

Het bedrag vermeld onder d. wordt verhoogd tot € 660 indien de kosten van het levensonderhoud grotendeels (voor meer dan 50%) op de belastingplichtige drukken en de kosten van de belastingplichtige voor het kind tenminste € 660 bedroegen.
Indien het kind niet tot het huishouden van de belastingplichtige behoort, wordt het bedrag onder d. vermeld verhoogd tot € 990 indien deze kosten geheel (100%) of nagenoeg geheel (90% of meer) op de belastingplichtige drukken en de kosten van belastingplichtige voor het kind tenminste € 990 bedroegen.

Als belastingplichtige het gehele jaar een fiscale partner heeft of een deel van het jaar een partner heeft maar wel kiest voor het gehele jaar fiscaal partnerschap en beiden doen uitgaven voor levensonderhoud voor een kind jonger dan 30 jaar worden deze uitgaven samengevoegd.
Als belastingplichtige een deel van het jaar een fiscale partner heeft en niet heeft gekozen voor het gehele jaar fiscaal partnerschap dan wordt het in aanmerking te nemen wettelijk bedrag gesteld op de helft als beiden uitgaven voor levensonderhoud van een kind in aanmerking nemen.

Er bestaat geen aanspraak op aftrek uitgaven levensonderhoud als het recht op kinderbijslag is uitgesloten op grond van de Wet beperking export uitkeringen die op 1 januari 2000 in werking is getreden.

Weekenduitgaven gehandicapte kinderen
De regeling voor weekenduitgaven is gewijzigd. Naast de al bestaande aftrek voor kinderen, komen met ingang van 2005 ook de extra uitgaven voor de verzorging thuis van doorgaans in een inrichting verblijvende ernstig gehandicapte broers of zusters van de belastingplichtige voor aftrek in aanmerking. Ook een mentor als bedoeld in het Burgerlijk Wetboek kan onder dezelfde voorwaarden voor de aftrek in aanmerking komen. De minimumleeftijdsgrens van de gehandicapte is verlaagd van 30 naar 27 jaar. De volgende bedragen komen voor aftrek in aanmerking
· € 9 per dag van verzorging van de gehandicapte door de belastingplichtige
· € 0,18 per kilometer voor het vervoer van de gehandicapte per auto door de belastingplichtige over de reisafstand tussen de plaats waar de gehandicapte doorgaans verblijft en de plaats waar de belastingplichtige doorgaans verblijft.
Als belastingplichtige een deel van het jaar een fiscale partner heeft en niet heeft gekozen voor het gehele jaar fiscaal partnerschap dan wordt het in aanmerking te nemen wettelijk bedrag gesteld op de helft als beiden weekenduitgaven gehandicapte kinderen in aanmerking nemen. Uitgaven die in aanmerking zijn genomen als weekenduitgaven voor gehandicapte kinderen kunnen niet tevens in aanmerking worden genomen als uitgaven voor levensonderhoud voor kinderen.

Scholingsuitgaven
Scholingsuitgaven zijn uitgaven voor het door belastingplichtige zelf volgen van een opleiding of studie met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning. Voor de aftrek van de uitgaven geldt een drempel van € 500 en een maximum van € 15.000. Als belastingplichtige recht heeft op aftrek van de vaste bedragen in het kader van de wet studiefinanciering wordt het maximum daarmee verhoogd.

Kapitaalverzekering eigen woning
Voor de uitkering uit een kapitaalverzekering eigen woning (box 1) kunnen de volgende vrijstellingen van toepassing zijn:
· bij 15 tot en met 19 jaar premiebetaling: maximaal € 31.700 (€ 31.200)
· bij 20 jaar of meer premiebetaling: maximaal € 139.500 (€ 137.500).
De totale vrijstelling kan nooit meer bedragen dan € 139.500 (€ 137.500) per belastingplichtige gedurende zijn leven.

Uitgaven voor inkomensvoorzieningen: lijfrente en andere premies
Premies voor lijfrenten zijn onder bepaalde voorwaarden aftrekbaar. Indien is voldaan aan de voorwaarden voor lijfrentepremie-aftrek, gelden vervolgens voor de hoogte van de premie-aftrek de volgende regels:
· premies zijn aftrekbaar voor zover de belastingplichtige een pensioentekort heeft en jonger is dan 65 jaar. De hoogte van het aftrekbare bedrag moet bepaald worden aan de hand van de jaarruimte of reserveringsruimte. Bij de berekening van de jaarruimte zijn het inkomen en de pensioenaangroei van het voorafgaande kalenderjaar bepalend
· de jaarruimte bedraagt maximaal € 25.033 (€ 24.687)
· de reserveringsruimte bedraagt in het jaar van aftrek ten hoogste 17% van de premiegrondslag met een maximum van € 6.332 (€ 6.244). Voor de belastingplichtige die op 1 januari 2005 de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt, wordt het maximumbedrag van € 6.332 (€ 6.244) verhoogd tot € 12.508 (€12.335)
· voor de jaar- en reserveringsruimte geldt een terugwentelingstermijn van 3 maanden. Om voor premie-aftrek in 2005 in aanmerking te komen moeten de lijfrentepremies dus voor 1 april 2006 zijn betaald.

Premies voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering, premies WAZ en premies van lijfrenten voor meerderjarige invalide(klein)kinderen zijn niet gebonden aan een maximaal aftrekbedrag.

De maximale premiegrondslag bij de berekening van de jaarruimte is € 147.253 (€ 145.219).
De in te bouwen AOW-franchise bij de berekening van de jaarruimte is € 10.719 (€ 10.571).
Het maximaal bedrag van de jaaruitkering voor overbruggingslijfrenten is € 63.288 (€ 62.414).
Voor tijdelijke oudedagslijfrenten is het maximaal bedrag van de jaaruitkering € 18.990 (€ 18.727).

Kamerverhuurvrijstelling
De vrijstelling voor kamerverhuur bedraagt in 2005 € 3.821 (€ 3.710).

Giftenaftrek
Voor giften die niet in de vorm van periodieke uitkeringen zijn gedaan (de zogenaamde andere giften) geldt een drempel van € 60 of als dat meer is 1% van het verzamelinkomen (vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek). Tevens geldt voor deze giften een maximum van 10% van dat inkomen. Bij partners geldt dat zij hun "andere giften" en hun verzamelinkomens moeten samenvoegen. Onder voorwaarden zijn giften in de vorm van periodieke uitkeringen volledig aftrekbaar.

Box 3

Heffingvrij vermogen
Bij de berekening van het voordeel uit sparen en beleggen heeft een belastingplichtige recht op een heffingvrij vermogen van € 19.522 (€ 19.252). Het heffingvrije vermogen kan onder voorwaarden worden overgedragen aan de partner.

Toeslag heffingvrij vermogen minderjarige kinderen
Het heffingvrije vermogen kan worden verhoogd met de toeslag heffingvrij vermogen minderjarige kinderen indien de belastingplichtige als ouder op 31 december 2005 het gezag uitoefent over een minderjarig kind. De toeslag heffingvrij vermogen minderjarige kinderen bedraagt € 2.607 (€ 2.571) per minderjarig kind. Indien de belastingplichtige een partner heeft, wordt deze toeslag bij de oudste partner in aanmerking genomen, tenzij zij gezamenlijk anders verzoeken.

Ouderentoeslag
Het heffingvrije vermogen kan onder voorwaarden worden verhoogd met de ouderentoeslag. De hoogte van de ouderentoeslag wordt als volgt berekend:

Bij een inkomen uit werk en woning (vóór inachtneming van de uitgaven voor kinderopvang en de persoonsgebonden aftrek) van
meer dan maar niet meer dan bedraagt de ouderentoeslag
- € 13.207 € 25.842
€ 13.207 18.373 12.921
18.373 - nihil

Om in aanmerking te komen voor de ouderentoeslag mag de gemiddelde rendementsgrondslag (na aftrek van het heffingvrije vermogen) niet meer bedragen dan € 258.351 (€ 254.784).
De ouderentoeslag kan onder voorwaarden worden overgedragen aan de partner.
Als men het hele jaar dezelfde fiscale partner heeft dan mag de gezamenlijke gemiddelde rendementsgrondslag (na aftrek van het heffingvrije vermogen) niet meer bedragen dan € 516.702
(€ 509.568) om in aanmerking te komen voor de ouderentoeslag.

Vrijstelling maatschappelijke beleggingen
Van de vermogensrendementsheffing zijn vrijgesteld maatschappelijke beleggingen tot een gezamenlijk maximum van € 52.110 (€ 51.390).
Maatschappelijke beleggingen zijn beleggingen in fiscaal erkende groene of sociaal-ethische fondsen.
De vrijstelling voor maatschappelijke beleggingen kan onder voorwaarden worden overgedragen aan de partner.

Vrijstelling beleggingen in durfkapitaal
Van de vermogensrendementsheffing zijn vrijgesteld beleggingen in durfkapitaal tot een gezamenlijk maximum van € 52.110 (€ 51.390).
Beleggingen in durfkapitaal zijn beleggingen in fiscaal erkende durfkapitaalfondsen (indirecte beleggingen) en bepaalde leningen aan startende ondernemers (directe beleggingen). De culturele beleggingen worden ook tot de beleggingen in durfkapitaal gerekend.
De vrijstelling voor beleggingen in durfkapitaal kan onder voorwaarden worden overgedragen aan de partner.

Vrijstelling voor een uitvaartverzekering
De vrijstelling voor een uitvaartverzekering of een andere overlijdensrisicoverzekering in box 3 bedraagt
€ 6.332 (€ 6.244).

Kapitaaluitkering uit levensverzekering; overgangsrecht
Voor op 14 september 1999 bestaande kapitaalverzekeringen kan onder voorwaarden een vrijstelling van maximaal € 123.428 van toepassing zijn. Dit bedrag is gelijk aan het bedrag in 2004. Deze vrijstelling kan onder voorwaarden worden overgedragen aan de partner.

Schulden
Voor de berekening van het voordeel uit sparen en beleggen worden schulden in aanmerking genomen voor zover de gezamenlijke waarde meer bedraagt dan € 2.700 (€ 2.600). Indien de belastingplichtige een partner heeft, moet - ongeacht de toedeling van bezittingen en schulden - een schuldendrempel van € 5.400 (€ 5.200) in aanmerking worden genomen.

Rechten van successie, van schenking en overgang

Verlaging tarief Algemeen nut beogende instellingen
Met ingang van 1 januari 2005 wordt het tarief voor het successie- en schenkingsrecht voor kerkelijke, levensbeschouwelijke, charitatieve, culturele, wetenschappelijke of het algemeen nut beogende instellingen verlaagd van 11% naar 8%.

Bedrijfsopvolging
Bedrijfsoverdrachten worden vergemakkelijkt. Vanaf 1 januari 2005 kan zowel voor het successie- als voor het schenkingsrecht 60% (was 30%) van de waarde van ondernemingsvermogen of van aandelen die bij de schenker of erflater tot een aanmerkelijk belang behoorden buiten de heffing blijven. Hiervoor moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Een van die voorwaarden is dat de onderneming door de verkrijger tenminste vijf jaar wordt voortgezet dan wel dat de aandelen gedurende vijf jaar worden behouden en de onderneming van de vennootschap in die periode niet wordt gestaakt. Het percentage van 60% wordt op 1 januari 2007 verhoogd tot 75% voor verervingen of schenkingen die plaatsvinden op of na die datum.
Verder is in de inkomstenbelasting per 1 januari 2005 een uitstelregeling geïntroduceerd voor vervreemding van (een deel van) een onderneming aan een natuurlijk persoon voorzover deze de koopsom schuldig blijft.

 

Vrijstellingen successierecht

 

Echtgenoten

€ 503.273 (€ 496.324)

Jonge kinderen

€ 4.303 (€ 4.243) per jaar beneden 23 jaar met een minimum van € 8.602 (€ 8.483)

Oudere kinderen

€ 8.602 (€ 8.483) voor kinderen ouder dan 23 jaar, mits de verkrijging niet meer bedraagt dan
€ 25.805 (€ 25.448)

Invalide kinderen

€ 4.303 (€ 4.243) per jaar beneden 23 jaar met een minimum van € 12.904 (€ 12.725).

€ 8.602 (€ 8.483) voor kinderen ouder dan 23 jaar

Ouders

€ 43.007 (€ 42.413)

Andere bloedverwanten in de rechte lijn

Drempel* € 8.602 (€ 8.483)

Rechtspersonen die vallen onder het tarief van 11% (8%)

Drempel* € 8.602 (€ 8.483) indien en voor zover aan de verkrijging niet een opdracht is verbonden die aan de verkrijging het karakter ontneemt van te zijn geschied in het algemeen belang

Alle andere gevallen

€ 1.865 (€ 1.839)

*          onder drempel wordt hier verstaan een vrijstelling die in beginsel vervalt als de verkrijging het maximum van de vrijstelling te boven gaat.

Ongehuwd samenwonenden
Voor de ongehuwd samenwonende die na zijn 18e jaar tenminste 6 maanden met de erflater tot diens overlijden een gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd en die voldoet aan de verdere eisen genoemd in noot 2, onderdeel a, bij de hierna opgenomen tabel 4.5 Tarief successie en schenking geldt een vrijstelling van € 503.273 (€ 496.324).
Voor ongehuwd samenwonenden die na hun 22e jaar tenminste vijf jaren met erflater tot diens overlijden hebben samengewoond, geldt:
· een vrijstelling € 503.273 (€ 496.324) indien sprake is van een zogenoemde tweerelatie (zie hiervoor noot 2, onderdeel b, bij de hierna opgenomen tabel 4.5 Tarief successie en schenking
· een vrijstelling van € 251.638 (€ 248.163) indien sprake is van een zogenoemde meerrelatie (zie hiervoor noot 2, onderdeel c, bij tabel 4.5 Tarief successie en schenking).

Heeft de samenleving vier, drie of twee jaar geduurd, dan bedraagt in beide hiervoor genoemde gevallen de vrijstelling volgens onderstaande tabel respectievelijk

Samenleving

2005

2004

vier jaar

€ 201.307

€ 198.527

drie jaar

150.979

148.894

twee jaar

100.650

99.260

Op de vrijstellingen van echtgenoten, de ongehuwd samenwonenden bedoeld in noot 2 bij tabel 4.5 Tarief successie en schenking hierna, kinderen tot 23 jaar, en ouders worden eventuele pensioenrechten in mindering gebracht (bij echtgenoten en ongehuwd samenwonenden voor de helft). Deze vermindering is echter aan een maximum gebonden. De vrijstelling voor echtgenoten en de genoemde ongehuwd samenwonenden (tweerelaties) kan nooit minder bedragen dan € 143.793 (€ 141.807) en voor de meerrelatie nooit minder dan € 71.902 (€ 70.909).

Vrijstellingen schenkingsrecht

      

Schenkingen door ouders aan kinderen

·         Per kalenderjaar € 4.303 (€ 4.243)

·         Eenmalig € 21.506 (€ 21.209) voor kinderen tussen 18 en 35 jaar mits in de aangifte op de vrijstelling een beroep wordt gedaan

Rechtspersonen die vallen onder het tarief van 11% (8%)

Drempel* per periode van twee jaar € 4.303
(€ 4.243) indien en voor zover aan de verkrijging niet een opdracht is verbonden die aan de verkrijging het karakter ontneemt van te zijn geschied in het algemeen belang

Alle andere gevallen

Drempel* per periode van 2 jaar € 2.582 (€ 2.546)

*          onder drempel wordt hier verstaan een vrijstelling die in beginsel vervalt als de verkrijging het maximum van de vrijstelling te boven gaat.

Tarief successie en schenking

 

2005

Verkrijging tussen

en

I. Echtgenoot, kinderen en afstammelingen in tweede of verdere graad 1) of een verkrijger als hierna onder 2) vermeld

II. Broers, zusters, bloedverwanten in de rechte opgaande lijn

III. Andere verkrijging uitgezonderd de rechtspersonen die vallen onder het tarief van 8%

(1)

(2)

a

b

a

b

a

b

0

   21.509

0

5%

0

26%

0

41%

   21.509

43.013

     1.075

8%

     5.592

30%

     8.818

45%

43.013

86.017

2.795

12%

12.043

35%

18.494

50%

86.017

172.026

7.955

15%

27.094

39%

39.996

54%

172.026

344.044

20.856

19%

60.637

44%

86.440

59%

344.044

860.095

53.539

23%

136.324

48%

187.930

63%

860.095

en hoger

172.230

27%

384.028

53%

513.042

68%

a belasting over het in kolom (1) genoemde bedrag.
b heffingspercentage over het gedeelte van de (belaste) verkrijging, dat ligt tussen de bedragen van kolom (1) en kolom (2).

1) Voor afstammelingen in de tweede of verdere graad bedraagt de belasting het ingevolge deze kolom verschuldigde, vermeerderd met 60% daarvan.
2) Onder verkrijger in tariefgroep I wordt verstaan een verkrijger - niet zijnde een echtgenoot; die:
· (met ingang van 1 januari 2002) tot het tijdstip van het overlijden of de schenking samen met de erflater of de schenker een als duurzaam bedoelde gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd, welke huishouding in geval van overlijden reeds zes maanden heeft geduurd en in geval van schenking reeds twee jaar heeft geduurd, waarbij slechts in aanmerking wordt genomen een periode na het bereiken van de 18-jarige leeftijd. Het voeren van een gemeenschappelijke huishouding als bedoeld in dit letteronderdeel wordt slechts aangenomen indien de verkrijger en de erflater of de schenker volgens de basisadministratie persoonsgegevens of een daarmee naar aard en strekking overeenkomende administratie buiten Nederland op hetzelfde woonadres staan ingeschreven en een wederzijdse zorgverplichting zijn aangegaan, vastgelegd in een notarieel samenlevingscontract. Dit letteronderdeel is niet van toepassing op bloedverwanten in de rechte lijn van de erflater of schenker en op verkrijgers die gedurende de laatste vijf kalenderjaren voorafgaand aan het kalenderjaar van overlijden onderscheidenlijk van schenking, voor de heffing van de inkomstenbelasting hadden kunnen kwalificeren als partner van de erflater of schenker, doch zulks hebben nagelaten. De in dit letteronderdeel bedoelde verkrijger dient als enige persoon te voldoen aan de in dit onderdeel gestelde eisen; of
· tot het tijdstip van het overlijden of de schenking samen met de erflater of de schenker na hun 22e jaar gedurende een aaneengesloten periode van tenminste vijf jaren en met geen ander dan met één of meer kinderen jonger dan 27 jaar van één van hen of van hen beiden een gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd. Met een kind wordt gelijkgesteld een pleegkind, waaronder voor de toepassing van dit lid wordt verstaan een kind dat door de verkrijger en de erflater of de schenker als een eigen kind is onderhouden en opgevoed; dan wel
· tot het tijdstip van het overlijden of de schenking samen met de erflater of de schenker na hun 22e jaar anders dan bedoeld onder letter a gedurende een aaneengesloten periode van tenminste vijf jaren een gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd.

 

Terug naar index - Belastingwijzigingen Particulieren