Wijziging Inkomstenbelasting 2004
Tarieven
Tarief Box 1 (belastbaar inkomen uit werk en woning)
2004 voor personen |
jonger dan 65 jaar: |
||||
Belastbaar inkomen meer dan |
doch niet meer dan |
belastingtarief |
tarief premie volksverzekeringen |
totaal tarief |
heffing over totaal van de schijven |
€16.265 29.543 50.652 |
€16.265 29.543 50.652 |
1 ,00% 7,95% 42 % 52 % |
32,40% 32,40% |
33,40% 40,35% 42 % 52 % |
€ 5.432 10.789 19.654 |
2003 voor personen |
jonger dan 65 jaar: |
||||
Belastbaar inkomen meer dan |
doch niet meer dan |
belastingtarief |
tarief premie volksverzekeringen |
totaal tarief |
heffing over totaal van de schijven |
€15.883 28.850 49.464 |
€15.883 28.850 49.464 |
1 ,70% 7,20% 42 % 52 % |
31 ,45% 31 ,45% |
33,15% 38,65% 42 % 52 % |
€ 5.265 10.276 18.933 |
2004 voor personen van 65 jaar en ouder:
Belastbaar inkomen meer dan |
doch niet meer dan |
belastingtarief |
tarief premie volksverzekeringen |
totaal tarief |
heffing over totaal van de schijven |
€16.265 29.543 50.652 |
€16.265 29.543 50.652 |
1 ,00% 7,95% 42 % 52 % |
14,50% 14,50% |
15,50% 22,45% 42 % 52 % |
€ 2.521 5.501 14.366 |
2003 voor personen van 65 jaar en ouder:
Belastbaar inkomen meer dan |
doch niet meer dan |
belastingtarief |
tarief premie volksverzekeringen |
totaal tarief |
heffing over totaal van de schijven |
€15.883 28.850 49.464 |
€15.883 28.850 49.464 |
1 ,70% 7,20% 42 % 52 % |
13,55% 13,55% |
15,25% 20,75% 42 % 52 % |
€ 2.422 5.112 13.769 |
Premiepercentages volksverzekeringen:
AOW 17,90%
ANW 1,25%
AWBZ 13,25%
Totaal
32,40%
Tarief Box 2 (belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang)
De belasting op het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang bedraagt 25%.
Tarief Box 3 (belastbaar inkomen uit sparen en beleggen)
De belasting op het belastbare inkomen uit sparen en beleggen bedraagt 30%.
Heffingskorting |
personen jonger dan 65 jaar |
personen van 65 jaar en ouder |
||
|
2004 |
2003 |
2004 |
2003 |
Algemene heffings korting |
€ 1 .825 |
€1.766 |
€848 |
€813 |
Arbeidskorting (maximaal) tot 57 jaar 57, 58 of 59 jaar - 60 of 61 jaar 62 jaar of ouder |
1.213 1.454 1.694 1.935 |
1.104 1.339 1.574 1.809 |
899 |
833 |
Kinderkorting |
110 |
41 |
52 |
20 |
Aanvullende kinderkorting - inkomen lager dan € 28.097 - verhoging bij drie of meer kinderen - inkomen lager dan € 29.807 |
547 64 363 |
534 63 354 |
255 30 169 |
247 30 164 |
Combinatiekorting |
224 |
214 |
105 |
99 |
Aanvullende combinatiekorting |
290 |
|
135 |
|
Alleenstaande-ouderkorting |
1.381 |
1.348 |
642 |
621 |
Aanvullende alleenstaande ouderkorting (maximaal) |
1.381 |
1.348 |
642 |
621 |
Jonggehandicaptenkorting |
531 |
518 |
|
|
Ouderenkorting |
|
|
418 |
346 |
Aanvullende ouderenkorting |
|
|
248 |
242 |
Korting maatschappelijke beleggingen |
1 ,3% *) |
1 ,3% *) |
1 ,3% *) |
1 ,3% *) |
Korting beleggingen in direct durf kapitaal |
1 ,3% *) |
1 ,3% *) |
1 ,3% *) |
1 ,3% *) |
van de vrijstelling in box 3
ledere belastingplichtige heeft recht op de algemene heffingskorting. Partners hebben ieder zelfstandig recht op deze heff i ngs korting. Zij kunnen deze korting niet overdragen aan hun partner. Als één van de partners geen of weinig inkomsten heeft en dus zijn eigen heffingskorting niet (helemaal) gebruikt, kan hij
onder bepaalde voorwaarden (een deel van) het bedrag rechtstreeks uitbetaald krijgen door de Belastingdienst. Weinig inkomen houdt hier in: het totaalbedrag van salaris, uitkering of pensioen is lager dan ongeveer € 5.400 en er is geen ander inkomen. Voorwaarde voor uitkering is dat de partner van belastingplichtige voldoende inkomen heeft en voldoende belasting betaalt.
Een belastingplichtige heeft recht op arbeidskorting als hij één van de volgende soorten inkomsten heeft: loon of salaris, winst uit onderneming of resultaat uit overige werkzaamheden. Het moet gaan om inkomsten uit tegenwoordige arbeid.
De hoogte van de arbeidskorting is afhankelijk van het gezamenlijk bedrag van de hiervoor bedoelde inkomsten uit tegenwoordige arbeid (de arbeidskortingsgrondslag). Voor ouderen vanaf 57 jaar geldt een hogere arbeidskorting.
Een belastingplichtige heeft recht op kinderkorting als aan de onderstaande voorwaarden wordt voldaan;
-
er behoort in 2004 meer dan zes maanden een kind tot het huishouden van de belastingplichtige
en dit kind is bij aanvang van het kalenderjaar jonger dan 18 jaar; en -
dit kind is tijdens die periode op het woonadres van belastingplichtige of dat van zijn partner
ingeschreven en wordt door één van beide in belangrijke mate onderhouden; en -
het gezamenlijke verzamelinkomen van de belastingplichtige en zijn partner is niet hoger dan
€59.612 (€58.214).
Een belastingplichtige heeft in 2004 recht op de aanvullende kinderkorting van € 363 (€ 354) als voor hem de kinderkorting geldt en het gezamenlijke verzamelinkomen van de belastingplichtige en zijn partner in 2004 niet hoger is dan € 29.807 (€ 29.108).
Bij een gezamenlijk verzamelinkomen dat niet hoger is dan € 28.097 (€ 27.438) wordt de aanvullende kinderkorting verhoogd tot € 547 (€ 534). Daarnaast wordt deze aanvullende kinderkorting nog extra verhoogd met € 64 (€ 63) als er in het huishouden drie of meer kinderen zijn.
Een belastingplichtige heeft recht op de combinatiekorting als:
-
hij inkomen uit tegenwoordige arbeid heeft waarvoor meer dan € 4.306 (€ 4.206) wordt ontvangen, of
de belastingplichtige komt in aanmerking voor de zelfstandigenaftrek voor ondernemers; -
en er behoort in 2004 gedurende tenminste 6 maanden een kind tot zijn huishouding dat bij aanvang
van het kalenderjaar jonger is dan 12 jaar;
• en tijdens die periode op hetzelfde woonadres is ingeschreven als de belastingplichtige.
Als beide ouders aan de voorwaarden voldoen, hebben ze allebei recht op deze korting.
Met ingang van 1 januari 2004 komt er voor de minstverdienende partner die recht heeft op de combinatiekorting een nieuwe heffingskorting, de aanvullende combinatiekorting. Deze nieuwe heffingskorting geldt eveneens voor de werkende alleenstaande ouder die recht heeft op de combinatiekorting. De aanvullende combinatiekorting bedraagt in 2004 € 290.
Een belastingplichtige heeft recht op de alleenstaande-ouderkorting als hij in 2004 meer dan zes maanden:
• geen partner heeft; en
-
een huishouding voert met een kind dat hij in belangrijke mate onderhoudt en dat op hetzelfde
woonadres ingeschreven moet staan; en -
deze huishouding voert met geen ander dan kinderen die bij aanvang van het kalenderjaar de leeftijd
van 27 jaar niet hebben bereikt.
Aanvullende alleenstaande-ouderkorting
Een belastingplichtige heeft recht op de aanvullende alleenstaande-ouderkorting als hij:
-
recht heeft op de alleenstaande-ouderkorting; en
-
tegenwoordige arbeid verricht; en
-
tot zijn huishouden behoort, gedurende een periode van meer dan zes maanden, een kind dat bij
aanvang van het kalenderjaar de leeftijd van 16 jaar niet heeft bereikt en gedurende die tijd op
hetzelfde woonadres is ingeschreven.
De hoogte van de aanvullende alleenstaande-ouderkorting bedraagt 4,3% van de inkomsten uit werkzaamheden buiten de huishouding, maar maximaal € 1.381 (€ 1.348).
In de regeling van de jonggehandicaptenkorting is een wijziging aangebracht. De jonggehandicaptenkorting geldt met ingang van 2004 voor de belastingplichtige die in het kalenderjaar recht heeft op een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (een zogenoemde Wajonguitkering), tenzij voor hem de ouderenkorting geldt. Tot en met 2003 geldt de eis dat men daadwerkelijk een Wajonguitkering heeft genoten. Met ingang van 2004 komt men dus ook voor de jonggehandicaptenkorting in aanmerking, als weliswaar recht bestaat op een Wajong-uitkering maar geen uitkering wordt ontvangen, vanwege het hebben van een andere uitkering of ander inkomen uit arbeid.
Een belastingplichtige heeft recht op de ouderenkorting als hij op 31 december 2004 65 jaar of ouder is en een verzamelinkomen heeft van niet meer dan € 30.303 (€ 29.592).
Een belastingplichtige heeft recht op de aanvullende ouderenkorting als hij:
-
recht heeft op de ouderenkorting; en
-
recht heeft op een AOW-uitkering voor alleenstaanden.
Als men vóór 2003 vanuit een uitkeringssituatie (zoals bijstand of WAO, WAZ en Wajong) of gesubsidieerd werk, toetrad tot de arbeidsmarkt bestaat onder bepaalde voorwaarden recht op een toetrederskorting van € 2.269, verdeeld over drie jaren (€ 1.361 in het eerste jaar en € 454 in het tweede en derde jaar). De toetrederskorting is op 1 januari 2003 afgeschaft. Belastingplichtigen die vanaf die datum toetreden tot de arbeidsmarkt hebben daarom geen recht op toetrederskorting. Wel worden in 2003, 2004 en 2005 nog de tranches verrekend waarop men recht heeft gekregen door het toetreden tot de arbeidsmarkt vóór 1 januari 2003.
Overgangsrecht invorderingsvrijstelling
De inkomensgrens voor de tijdelijke verhoging van de algemene heffingskorting voor belastingplichtigen met een partner, is met terugwerkende kracht, tot 1 januari 2003, verhoogd van € 5.239 naar € 5.582. Voor de kalenderjaren 2004 en 2005 is de inkomensgrens vastgesteld op € 5.833. De groep alfahulpen die voorheen recht had op de (afgeschafte) invorderingsvrijstelling, blijft hierdoor tot en met 2005 in aanmerking komen voor een tijdelijke verhoging van de algemene heffingskorting. In 2004 bedraagt de
verhoging nog 47% (60%) van het bedrag van de berekende tijdelijke verhoging. De tijdelijke verhoging van de algemene heffingskorting is een algemeen geldende regeling. De regeling beperkt zich dus niet tot alfahulpen, maar geldt voor iedereen met een beperkt inkomen.
Korting voor maatschappelijke beleggingen
Deze korting geldt voor de belastingplichtige die belegt in maatschappelijke beleggingen (groene beleggingen en sociaal-ethische beleggingen) en bedraagt 1,3% van het bedrag dat daarvoor gemiddeld is vrijgesteld op grond van de bepalingen in box 3.
Korting voor beleggingen in durf kapitaal
Deze korting geldt voor de belastingplichtige die belegt in direct durfkapitaal en in culturele beleggingen. De korting bedraagt 1,3% van het bedrag dat daarvoor gemiddeld is vrijgesteld op grond van de bepalingen in box 3.
Aanslaggrens voor de inkomstenbelasting
Voor de aanslaggrens voor de inkomstenbelasting geldt in 2004 het volgende criterium: indien het verschil tussen de verschuldigde inkomstenbelasting en het saldo van de gezamenlijke voorheffingen en de voorlopige teruggaven die uitsluitend met het oog op de heff i ngs kortingen zijn vastgesteld (voorheffingssaldo) meer bedraagt dan € 217 (€ 211) volgt een aanslag.
Teruggaafgrens loonbelasting en premie volksverzekeringen (T-biljet)
De grens voor teruggaaf op verzoek, op grond van teveel ingehouden loonbelasting en premie volksverzekering over het belastingjaar 2004 is € 13 (€ 12).
Naast de voorheffingen moeten ook in aanmerking worden genomen de voorlopige teruggaven die uitsluitend met het oog op de heffingskorting zijn vastgesteld (gezamenlijk genoemd: voorheffingssaldo). Als dit voorheffingssaldo de verschuldigde belasting niet of met niet meer dan € 13 (€ 12) overtreft, dan volgt geen aanslag.
Voor het regelmatig woon-werkverkeer met het openbaar vervoer kan de reisaftrek van toepassing zijn. Voor deze aftrek gelden een aantal voorwaarden:
-
de belastingplichtige moet beschikken over een openbaar-vervoerverklaring (of een reisverklaring);
en -
de per openbaar vervoer afgelegde enkele reisafstand moet meer dan 10 kilometer bedragen; en
-
de belastingplichtige moet regelmatig (doorgaans minimaal één keer per week of minimaal 40 dagen
in 2004) tussen zijn woning en zijn werkplek heen en weer reizen per openbaar vervoer.
Reiskosten openbaar vervoer:
Enkele reisafstand woon -werkverkeer in km |
aftrekbedrag in 2004 |
aftrekbedrag in 2003 |
|
meer dan |
niet meer dan |
|
|
0 |
10 |
- |
- |
10 |
15 |
€ 386 |
€ 376 |
15 |
20 |
516 |
503 |
20 |
30 |
867 |
846 |
30 |
40 |
1.075 |
1.049 |
40 |
50 |
1.404 |
1.371 |
50 |
60 |
1.561 |
1.524 |
60 |
70 |
1.732 |
1.691 |
70 |
80 |
1.791 |
1.749 |
80 |
- |
1.816 |
1.773 |
Voor de belastingplichtige die op drie, twee of één dag per week naar dezelfde plaats van werkzaamheden reist per openbaar vervoer bedraagt het aftrekbedrag indien de reisafstand niet meer bedraagt dan 90 kilometer: driekwart, de helft respectievelijk een kwart van het in de tabel aangegeven bedrag. Als de enkele reisafstand groter is dan 90 kilometer: € 0,20 (€ 0,20) per kilometer vermenigvuldigd met het aantal dagen waarop wordt gereisd, maar maximaal € 1.816 (€ 1.773).
Voor de kapitein, scheepsofficier of scheepsgezel van een zeeschip in de zin van de Zeebrievenwet die in verband met zijn werkzaamheden doorgaans tenminste 180 dagen per jaar aan boord van een dergelijk zeeschip of in een buitenlandse haven of havenplaats verblijft, bedraagt de zeedagenaftrek € 4 per zeedag. Daarbij tellen niet mee:
-
reizen met een reisduur van 14 dagen of minder, tenzij gedurende de reis een buitenlandse haven is
aangedaan die voor de vervoerde zaken of personen het karakter van haven van bestemming of
vertrek heeft, -
reizen waarbij vertrek en aankomst in een Nederlandse haven op dezelfde dag liggen,
-
dagen waarbij het schip in een Nederlandse haven ligt.
Het forfaitpercentage van de WOZ-waarde van de eigen woning bedraagt:
2004:
Als de WOZ-waarde meer is dan |
maar niet meer dan |
bedraagt het forfaitpercentage |
€12.500 25.000 50.000 75.000 |
€12.500 25.000 50.000 75.000 en hoger |
nihil 0,30% 0,50% 0,65% 0,85% |
2003:
Als de WOZ-waarde meer is dan |
maar niet meer dan |
bedraagt het forfaitpercentage |
€12.500 25.000 50.000 75.000 |
€12.500 25.000 50.000 75.000 en hoger |
nihil 0,30% 0,45% 0,60% 0,80% |
Het berekende eigenwoningforfait kan niet hoger zijn dan € 8.500 (€ 8.200).
Aftrek hypotheekrente na verhuizing; bijleenregeling
De regeling van de hypotheekrenteaftrek voor de eigen woning is met ingang van 2004 gewijzigd.
Indien door verhuizing naar een nieuwe duurdere woning de hypotheekschuld wordt verhoogd, wordt de
aftrek van de hypotheekrente voortaan alleen toegestaan voorzover de hypotheekverhoging nodig is om
het verschil tussen de aankoopprijs van de nieuwe woning (inclusief verwervingskosten) en de opbrengst
van de oude (na aftrek van kosten) te financieren.
Indien er een goedkopere woning wordt aangeschaft, kan men de rente over maximaal de hoogte van
hypotheekschuld van de verkochte woning af blijven trekken (uiteraard tot maximaal de aankoopsom van
de nieuwe woning).
De nieuwe regeling is niet van toepassing indien men voor 1 januari een onherroepelijke verplichting tot
verkoop van de eigen woning of tot aankoop van de nieuwe woning is aangegaan.
Bijtelling privé-gebruik auto van de zaak
De regeling voor privé-gebruik auto van de zaak is ingrijpend gewijzigd. Vanaf 2004 geldt het volgende. Als het privé-gebruik meer bedraagt dan 500 kilometer per jaar, dan moet men tenminste 22% van de catalogusprijs van de auto bijtellen. Bij een privé-gebruik van 500 kilometer of minder hoeft er geen bijtelling plaats te vinden. Het bewijs dat sprake is van een dergelijk laag privé-gebruik kan worden geleverd aan de hand van een rittenregistratie of op andere wijze, zoals -onder bepaalde voorwaarden -een verklaring van de werkgever. Deze regeling geldt eveneens voor bestelauto's, met uitzondering van bestelauto's die alleen gebruikt kunnen worden voor het vervoer van goederen. Woon-werkverkeer wordt met ingang van 2004 geheel aangemerkt als zakelijk verkeer.
Als een belastingplichtige zelf de kosten voor kinderopvang draagt, en voldoet aan de volgende voorwaarden kunnen de uitgaven boven de drempel afgetrokken worden:
-
de belastingplichtige verricht (buiten het huishouden) betaalde arbeid en deze werkzaamheden
leveren meer dan € 3.707 (€ 3.620) aan inkomen op. Als de belastingplichtige een partner heeft
gelden aanvullende voorwaarden; en -
er wordt voldaan aan bepaalde administratieve voorwaarden; en
-
het betreft alleen opvang die voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen.
Als de beroepsmatige opvang plaatsvindt op 4, 3, 2, of 1 dag per week, bedraagt de drempel 4/5, 3/5, 2/5, 1/5 van het bedrag in de tabel.
Als belastingplichtige slechts een deel van het jaar kinderopvang heeft gehad, mag de berekende drempel met een evenredig bedrag verlaagd worden.
Onder buitenschoolse opvang wordt verstaan: kinderopvang die zowel voor als na schooltijden en tijdens de schoolvakanties plaatsvindt.
Onder naschoolse opvang wordt verstaan: kinderopvang die zowel na schooltijd als tijdens de schoolvakanties plaatsvindt.
In bepaalde situaties moeten of mogen voor de berekening van de aftrek, de uitgaven voor kinderopvang en de inkomens van partners en huisgenoten worden samengevoegd.
Drempel voor kosten kinderopvang in 2004:
verzamelinkomen |
niet voor aftrek in aanmerking komend bedrag per jaar ter zake van |
||||
|
kinderopvang bij: |
||||
meer dan |
doch niet meer |
opvang gedurende meer dan vijf |
opvang gedurende vijf uur per |
||
|
dan |
uur per dag, niet zijnde |
dag of minder, niet zijnde |
||
|
|
buitenschoolse of naschoolse |
buitenschoolse of naschoolse |
||
|
|
opvang |
opvang |
||
|
|
voor het eerste |
voor elk |
voor het eerste |
voor elk |
|
|
kind |
volgend kind |
kind |
volgend kind |
- |
€ 26.350 |
€ 50 |
€ 50 |
€ 29 |
€ 29 |
€ 26.350 |
29.850 |
438 |
438 |
254 |
254 |
29.850 |
33.350 |
825 |
825 |
479 |
479 |
33.350 |
36.850 |
1.213 |
1.005 |
704 |
583 |
36.850 |
40.350 |
1.601 |
1.150 |
929 |
667 |
40.350 |
43.850 |
1.988 |
1.297 |
1.153 |
752 |
43.850 |
47.350 |
2.376 |
1.455 |
1.378 |
844 |
47.350 |
50.750 |
2.764 |
1.615 |
1.603 |
937 |
50.750 |
54.100 |
3.151 |
1.754 |
1.828 |
1.017 |
54.100 |
57.500 |
3.539 |
1.892 |
2.053 |
1.097 |
57.500 |
60.850 |
4.120 |
2.030 |
2.390 |
1.177 |
60.850 |
64.200 |
4.701 |
2.168 |
2.727 |
1.257 |
64.200 |
67.550 |
5.282 |
2.303 |
3.064 |
1.336 |
67.550 |
70.900 |
5.865 |
2.303 |
3.402 |
1.336 |
70.900 |
74.300 |
6.446 |
2.303 |
3.739 |
1.336 |
74.300 |
77.650 |
7.026 |
2.303 |
4.075 |
1.336 |
77.650 |
|
7.607 |
2.303 |
4.412 |
1.336 |
Drempel voor kosten kinderopvang in 2004:
verzamelinkomen |
niet voor aftrek in aanmerking komend bedrag per jaar ter zake van kinderopvang bij: |
||||
meer dan |
doch niet meer dan |
buitenschoolse opvang |
naschoolse opvang |
||
|
|
voor het eerste kind |
voor elk volgend kind |
voor het eerste kind |
voor elk volgend kind |
- |
€ 26.350 |
€ 35 |
€ 35 |
€ 28 |
€ 28 |
€ 26.350 |
29.850 |
302 |
302 |
241 |
241 |
29.850 |
33.350 |
569 |
569 |
454 |
454 |
33.350 |
36.850 |
837 |
693 |
667 |
553 |
36.850 |
40.350 |
1.105 |
794 |
881 |
633 |
40.350 |
43.850 |
1.372 |
895 |
1.093 |
713 |
43.850 |
47.350 |
1.639 |
1.004 |
1.307 |
800 |
47.350 |
50.750 |
1.907 |
1.114 |
1.520 |
888 |
50.750 |
54.100 |
2.174 |
1.210 |
1.733 |
965 |
54.100 |
57.500 |
2.442 |
1.305 |
1.946 |
1.041 |
57.500 |
60.850 |
2.843 |
1.401 |
2.266 |
1.117 |
60.850 |
64.200 |
3.244 |
1.496 |
2.586 |
1.192 |
64.200 |
67.550 |
3.645 |
1.589 |
2.905 |
1.267 |
67.550 |
70.900 |
4.047 |
1.589 |
3.226 |
1.267 |
70.900 |
74.300 |
4.448 |
1.589 |
3.545 |
1.267 |
74.300 |
77.650 |
4.848 |
1.589 |
3.864 |
1.267 |
77.650 |
|
5.249 |
1.589 |
4.184 |
1.267 |
(in verband met ziekte, invaliditeit, overlijden, arbeidsongeschiktheid, chronische ziekte, ouderdom en adoptie)
Drempels buitengewone uitgaven
De kosten voor ziekte, invaliditeit en dergelijke komen voor aftrek in aanmerking voor zover zij meer bedragen dan een bepaalde drempel. Het gaat dan om kosten van belastingplichtige zelf, zijn fiscale partner en zijn kinderen jonger dan 27 jaar en tot het huishouden van belastingplichtige behorende ernstig gehandicapte personen van 27 jaar of ouder en van tot zijn huishouding behorende zorgafhankelijke ouders, broers of zusters.
De drempels zijn als volgt voor 2004:
verzamelinkomen van |
verzamelinkomen tot |
drempel |
€ 6.804 € 53.000 of meer |
€ 6.804 € 53.000 |
€ 762 1 1 ,2% van het verzamelinkomen € 5.936 |
De drempels zijn als volgt voor 2003:
verzamelinkomen van |
verzamelinkomen tot |
drempel |
€ 6.643 € 51 .750 of meer |
€ 6.643 € 51 .750 |
€ 744 1 1 ,2% van het verzamelinkomen € 5.796 |
Als de belastingplichtige het hele jaar een partner heeft gehad, moeten de verzamelinkomens van de belastingplichtige en zijn partner worden samengevoegd.
Het bedrag voor extra uitgaven voor kleding en beddengoed die als uitgaven ter zake van ziekte en invaliditeit worden aangemerkt, bedraagt € 320 (€ 310). Indien wordt aangetoond dat deze extra uitgaven meer bedragen dan € 640 (€ 620) wordt het bedrag van € 320 (€ 310) verhoogd tot € 800 (€ 775).
Het bedrag voor uitgaven ter zake van reizen in verband met het regelmatig bezoeken van wegens ziekte of invaliditeit langer dan een maand verpleegde personen met wie de bezoeker bij de aanvang van de ziekte of invaliditeit een gezamenlijke huishouding voerde, is gesteld op € 0,18 (€ 0,18). Voorwaarde is dat de enkele reisafstand meer is dan 10 kilometer.
Uitgaven wegens arbeidsongeschiktheid
Deze uitgaven worden in aanmerking genomen indien de belastingplichtige die hiervoor in aanmerking komt, bij het begin van het kalender jaar jonger is dan 65 jaar. Het in aanmerking te nemen bedrag wordt gesteld op € 776 (€ 757).
Uitgaven wegens chronische ziekte
De regeling voor de vaste aftrek voor uitgaven wegens chronische ziekte is met ingang van 2004 gewijzigd. Voor deze vaste aftrek van € 776 (€ 757) komt men in aanmerking indien in het kalenderjaar voor een bedrag van meer dan € 307 aan bepaalde specifieke ziektekosten wordt betaald.
Indien het verzamelinkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek lager is dan € 29.543, wordt het bedrag van deze specifieke ziektekosten verhoogd met 65% (vermenigvuldigingsfactor).
De toepassing van de vermenigvuldigingsfactor werkt niet mee voor de drempel van € 307 aan specifieke uitgaven die toegang geven tot het chronisch zieken forfait.
Uitgaven wegens chronische ziekte van kinderen
De regeling voor de vaste aftrek voor uitgaven wegens chronische ziekte van kinderen is met ingang van 2004 gewijzigd. Ouders/verzorgers van chronisch zieke kinderen kunnen per chronisch ziek kind in aanmerking komen voor een vaste extra aftrek van € 776 (€ 757). Het forfait geldt dus niet meer voor alle chronisch zieke kinderen tezamen. Voor deze vaste aftrek komt men in aanmerking indien in het kalenderjaar voor het kind voor een bedrag van meer dan € 307 aan bepaalde specifieke ziektekosten wordt betaald.
Indien het verzamelinkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek lager is dan € 29.543, wordt het bedrag van deze specifieke ziektekosten verhoogd met 65% (vermenigvuldigingsfactor).
De toepassing van de vermenigvuldigingsfactor werkt niet mee voor de drempel van € 307 aan specifieke uitgaven die toegang geven tot het chronisch zieken forfait.
Uitgaven ter zake van ouderdom worden in aanmerking genomen indien de belastingplichtige bij het begin van het kalenderjaar 65 jaar of ouder is. Het in aanmerking te nemen bedrag is gesteld op € 776 (€ 757).
Aftrek levensonderhoud voor kinderen
Uitgaven voor kosten van levensonderhoud voor kinderen jonger dan 30 jaar zijn aftrekbaar als voor het kind geen recht bestaat op kinderbijslag ingevolge de AKW en het kind geen recht heeft op studiefinanciering of een met AKW of studiefinanciering vergelijkbare regeling. Als de kosten in belangrijke mate drukken op de belastingplichtige, komen deze voor aftrek in aanmerking tot een bedrag van:
a. € 270 per kalenderkwartaal indien het kind jonger is dan 6 jaar;
b. € 330 per kalenderkwartaal indien het kind 6 jaar of ouder, maar jonger dan 12 jaar is;
c. € 399 per kalenderkwartaal indien het kind 12 jaar of ouder, maar jonger dan 18 jaar is;
d. € 330 per kalenderkwartaal indien het kind 18 jaar of ouder is.
De kosten van het onderhoud van een kind worden geacht in belangrijke mate op de belastingplichtige te drukken, indien de op de belastingplichtige drukkende bijdrage in de kosten van het onderhoud van het kind ten minste € 386 per kwartaal beloopt.
Het bedrag vermeld onder d. wordt verhoogd tot € 660 indien de kosten van het levensonderhoud grotendeels (voor meer dan 50%) op de belastingplichtige drukken en de kosten van de belastingplichtige voor het kind tenminste € 660 bedroegen.
Indien het kind niet tot het huishouden van de belastingplichtige behoort, wordt het bedrag onder d. vermeld verhoogd tot € 990 indien deze kosten geheel (100%) of nagenoeg geheel (90% of meer) op de belastingplichtige drukken en de kosten van belastingplichtige voor het kind tenminste € 990 bedroegen.
Als belastingplichtige het gehele jaar een fiscale partner heeft of een deel van het jaar een partner heeft maar wel kiest voor het gehele jaar fiscaal partnerschap en beiden doen uitgaven voor levensonderhoud voor een kind jonger dan 30 jaar worden deze uitgaven samengevoegd. Als belastingplichtige een deel van het jaar een fiscale partner heeft en niet heeft gekozen voor het gehele jaar fiscaal partnerschap dan wordt het in aanmerking te nemen wettelijk bedrag gesteld op de helft als beiden uitgaven voor levensonderhoud van een kind in aanmerking nemen.
Er bestaat geen aanspraak op aftrek uitgaven levensonderhoud als het recht op kinderbijslag is uitgesloten op grond van de Wet beperking export uitkeringen die op 1 januari 2000 in werking is getreden.
Weekenduitgaven gehandicapte kinderen
Voor de extra uitgaven voor de verzorging thuis van doorgaans in een inrichting verblijvende ernstig gehandicapte kinderen van 30 jaar en ouder geldt de volgende aftrek: € 9 per dag van verzorging van het kind door de belastingplichtige;
€ 0,18 per kilometer voor het vervoer van het kind per auto door de belastingplichtige over de reisafstand tussen de plaats waar het kind doorgaans verblijft en de plaats waar de belastingplichtige doorgaans verblijft. Als belastingplichtige een deel van het jaar een fiscale partner heeft en niet heeft gekozen voor het gehele jaar fiscaal partnerschap dan wordt het in aanmerking te nemen wettelijk bedrag gesteld op de helft als beiden weekenduitgaven gehandicapte kinderen in aanmerking nemen.
Scholingsuitgaven zijn uitgaven voor het door belastingplichtige zelf volgen van een opleiding of studie met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning. Voor de aftrek van de uitgaven geldt een drempel van € 500 en een maximum van € 15.000. Als belastingplichtige recht heeft op aftrek van de vaste bedragen in het kader van de wet studiefinanciering wordt het maximum daarmee verhoogd.
Kapitaalverzekering eigen woning
Voor de uitkering uit een kapitaalverzekering eigen woning (box 1) kunnen de volgende vrijstellingen van toepassing zijn:
-
Bij 15 tot en met 19 jaar premiebetaling: maximaal € 31.200 (€ 30.500);
-
Bij 20 jaar of meer premiebetaling: maximaal € 137.500 (€ 134.500).
De totale vrijstelling kan nooit meer bedragen dan € 137.500 (€ 134.500) per belastingplichtige gedurende zijn leven.
Uitgaven voor inkomensvoorzieningen: lijfrente en andere premies
Premies voor lijfrenten zijn onder bepaalde voorwaarden aftrekbaar. Indien is voldaan aan de voorwaarden voor lijf rentepremie-aftrek, gelden vervolgens voor de hoogte van de premie-aftrek de volgende regels:
-
Premies zijn aftrekbaar voor zover de belastingplichtige een pensioentekort heeft en jonger is dan 65
jaar. De hoogte van het aftrekbare bedrag moet bepaald worden aan de hand van de jaarruimte of
reserveringsruimte. Met ingang van 2004 is bij de berekening van de jaarruimte het inkomen en de
pensioenaangroei van het voorafgaande kalenderjaar bepalend; -
De jaarruimte bedraagt maximaal € 24.687 (€ 24.109);
-
De reserveringsruimte bedraagt in het jaar van aftrek ten hoogste 17% van de premiegrondslag met
een maximum van € 6.244 (€ 6.097). Voor de belastingplichtige die op 1 januari 2004 de leeftijd van
55 jaar heeft bereikt, wordt het maximumbedrag van € 6.244 (€ 6.097) verhoogd tot € 12.335
(€12.045). -
Met ingang van 2004 geldt voor de jaar- en reserveringsruimte een terugwentelingstermijn van 3
maanden. Om voor premie-aftrek in 2004 in aanmerking te komen moeten de lijfrentepremies dus
voor 1 april 2005 zijn betaald.
Premies voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering, premies WAZ en premies van lijfrenten voor meerderjarige invalide(klein)kinderen zijn niet gebonden aan een maximaal aftrekbedrag.
-
De maximale premiegrondslag bij de berekening van de jaarruimte is € 145.219 (€ 141.815).
-
De in te bouwen AOW-franchise bij de berekening van de jaarruimte is € 10.571 (€ 10.571).
-
Het maximaal bedrag van de jaaruitkering voor overbruggingslijfrenten is € 62.414 (€ 60.951) en voor tijdelijke oudedagslijfrenten is het maximaal bedrag van de jaaruitkering € 18.727 (€ 18.288).
De vrijstelling voor kamerverhuur bedraagt in 2004 € 3.710 (€ 3.595).
Voor giften die niet in de vorm van periodieke uitkeringen zijn gedaan (de zogenaamde andere giften) geldt een drempel van € 60 of als dat meer is 1% van het verzamelinkomen (vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek). Tevens geldt voor deze giften een maximum van 10% van dat inkomen. Bij partners geldt dat zij hun "andere giften" en hun verzamelinkomens moeten samenvoegen. Onder voorwaarden zijn giften in de vorm van periodieke uitkeringen volledig aftrekbaar.
De belastingplichtige die investeert in bedrijfsmiddelen kan (naast de afschrijvingen) een deel van het investeringsbedrag van de winst aftrekken, de zogenoemde investeringsaftrek.
Deze aftrek kan de vorm hebben van kleinschaligheidsinvesteringsaftrek, van energie-investeringsaftrek, van milieu-investeringsaftrek en van filminvesteringsaftrek.
Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek
De belastingplichtige die in een kalenderjaar investeert in bedrijfsmiddelen, kan een aangewezen percentage van het investeringsbedrag van de winst over dat jaar aftrekken.
Bij een investeringsbedrag in een kalenderjaar van:
meer dan |
maar niet meer dan |
bedraagt het percentage |
- |
€ 2.000 |
0 |
€ 2.000 |
33.000 |
25 |
33.000 |
65.000 |
22 |
65.000 |
96.000 |
19 |
96.000 |
127.000 |
16 |
127.000 |
159.000 |
13 |
159.000 |
191.000 |
11 |
191.000 |
223.000 |
8 |
223.000 |
254.000 |
5 |
254.000 |
286.000 |
3 |
286.000 |
- |
0 |
Bij een samenwerkingsverband worden de investeringen voor het hele samenwerkingsverband samengenomen.
Voor ondernemers die investeren in bedrijfsmiddelen met betrekking waartoe is verklaard dat sprake is van energie-investeringen (investeringen die in het belang zijn van een doelmatig gebruik van energie) geldt de energie-investeringsaftrek. Hieronder kunnen tevens worden begrepen de kosten van een advies dat (mede) op die investering betrekking heeft ter zake van energiebesparende maatregelen in gebouwen of bij processen.
De energie-investeringsaftrek bedraagt 55% bij een bedrag aan energie-investeringen in een kalenderjaar van meer dan € 2.000 (€ 2.000). Als bedrag aan energie-investeringen wordt ten hoogste in aanmerking genomen € 106.000.000 (€ 103.000.000). Bij een samenwerkingsverband worden de investeringen voor het hele samenwerkingsverband samengenomen.
Investeringen kunnen voor zowel de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek als de energie-investeringsaftrek in aanmerking komen.
Voor ondernemers die investeren in bedrijfsmiddelen die zijn aangewezen als milieu-investeringen
(investeringen in het belang van de bescherming van het Nederlandse milieu) geldt de milieu -
investeringsaftrek. Hieronder kunnen tevens worden begrepen de kosten van een milieu-advies.
Bij een bedrag aan milieu-investeringen in een kalenderjaar van meer dan € 2.000 (€ 2.000) bedraagt de
milieu-investeringsaftrek:
voor milieu-investeringen die behoren tot categorie l: 40%
voor milieu-investeringen die behoren tot categorie II: 30%
voor milieu-investeringen die behoren tot categorie III: 15%
De milieu-investeringsaftrek is van toepassing naast de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Heeft de ondernemer gekozen voor de energie-investeringsaftrek, dan komt de investering niet tevens in aanmerking voor de milieu-investeringsaftrek.
Belastingplichtigen die in 2004 als commanditair vennoot investeren in een film, moeten voor 1 januari 2005 een verzoek om een verklaring voor de filminvesteringsaftrek of willekeurige afschrijving film indienen. Senter (ministerie van Economische Zaken) kan een verklaring voor de filminvesteringsaftrek afgeven indien het nog resterende budget van 2003 dit toelaat. Voor 2004 komt er geen nieuw budget ter beschikking. De Europese Commissie dient hieraan nog goedkeuring te verlenen. Na goedkeuring zal deze maatregel bij Koninklijk Besluit in werking treden, zonodig met terugwerkende kracht.
Een ondernemer die in een jaar bedrijfsmiddelen van de hand doet (desinvesteert) waarin hij binnen vijfjaar
daarvoor heeft geïnvesteerd, moet, als hij met die desinvestering een bepaalde drempel overschrijdt, een
bedrag aan de winst toevoegen gelijk aan het destijds genoten investeringsaftrekpercentage over het bedrag
van de desinvestering. Daarbij kan de desinvesteringsbijtelling niet hoger zijn dan de destijds genoten
investeringsaftrek.
De desinvesteringsdrempel is voor 2004 vastgesteld € 2.000. Dit bedrag is gelijk aan het bedrag in 2003.
De scholingsaftrek wordt per 1 januari 2004 afgeschaft.
De ondernemersaftrek is het gezamenlijke bedrag van:
-
de zelfstandigenaftrek;
-
de aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk;
-
de meewerkaftrek; en
-
de stakingsaftrek.
De zelfstandigenaftrek geldt voor de ondernemer die aan het urencriterium voldoet en die bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt.
Bij een winst in 2004 van:
meer dan |
maar niet meer dan |
bedraagt de zelfstandigenaftrek |
- |
€12.850 |
€ 6.585 |
€12.850 |
14.905 |
6.122 |
14.905 |
16.965 |
5.660 |
1 6.965 |
48.595 |
5.045 |
48.595 |
50.650 |
4.604 |
50.650 |
52.710 |
4.118 |
52.710 |
54.765 |
3.634 |
54.765 |
- |
3.194 |
Bij een winst in 2003 van:
meer dan |
maar niet meer dan |
bedraagt de zelfstandigenaftrek |
- |
€ 12.550 |
€ 6.430 |
€12.550 |
14.555 |
5.978 |
14.555 |
16.570 |
5.527 |
16.570 |
47.455 |
4.926 |
47.455 |
49.460 |
4.496 |
49.460 |
51 .475 |
4.021 |
51 .475 |
53.480 |
3.548 |
53.480 |
- |
3.119 |
Indien de ondernemer in een of meer van de vijf voorafgaande kalenderjaren geen ondernemer was en bij hem in die periode niet meer dan tweemaal zelfstandigenaftrek is toegepast, wordt de zelfstandigenaftrek verhoogd met € 1.941 (€ 1.895) (startersaftrek).
Aftrek speur- en ontwikkelingswerk
De aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk geldt voor de ondernemer die aan het urencriterium voldoet en die in het kalenderjaar ten minste 625 uur besteedt aan werk dat bij een S&O-verklaring is aangemerkt als speur- en ontwikkelingswerk. De aftrek bedraagt € 11.000 (€ 5.331).
Indien de ondernemer in een of meer van de vijf voorafgaande kalenderjaren geen ondernemer was en bij hem in die periode niet meer dan tweemaal de aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk is toegepast, wordt de aftrek speur- en ontwikkelingswerk verhoogd met € 5.500 (€ 2.666).
De meewerkaftrek geldt voorde ondernemer die aan het urencriterium voldoet en van wie de partner zonder enige vergoeding arbeid verricht in een onderneming waaruit de belastingplichtige als ondernemer winst geniet.
Bij arbeid van de partner die gedurende het kalenderjaar een aantal uren in beslag neemt |
||
gelijk aan of meer dan |
maar minder dan |
bedraagt de meewerkaftrek |
525 875 1225 1750 |
875 1225 1750 |
1 ,25% van de winst 2 % van de winst 3 % van de winst 4 % van de winst |
De Stakingsaftrek geldt voor de ondernemer die in het kalenderjaar winst behaalt met of bij het staken van één of meer gehele ondernemingen waaruit hij als ondernemer winst geniet en bedraagt € 3.630 eenmaal per leven.
Voor belastingplichtigen die op 31 december 2000 ondernemer waren en dit nog steeds zijn, wordt de Stakingsaftrek verhoogd tot € 10.346 (€ 13.704) voor ondernemers van 55 jaar of ouder en tot € 5.808 (€ 6.897) voor ondernemers jonger dan 55 jaar. De verhoging wordt verminderd met een eerder genoten stakingsvrijstelling en Stakingsaftrek.
De ondernemer die aan het urencriterium voldoet en die bij de aanvang van het kalenderjaar de leeftijd
van 65 jaar nog niet heeft bereikt, kan bij het bepalen van de in een kalenderjaar genoten winst over dat
jaar toevoegen aan de oudedagsreserve. Dit betekent dat hij elk jaar een bepaald bedrag als aftrekpost
ten laste van de winst mag brengen.
De toevoeging aan de oudedagsreserve over een kalenderjaar bedraagt 12% van de winst, maar niet
meer dan € 10.799 (€ 10.545).
Deze toevoeging wordt verminderd met de ten laste van de winst gekomen pensioenpremies.
De toevoeging bedraagt ten hoogste het bedrag waarmee het ondernemingsvermogen bij het einde van
het kalenderjaar de oudedagsreserve bij het begin van het kalenderjaar te boven gaat.
Extra lijfrentepremie-aftrek bij stakende ondernemers
De extra ruimte aan lijfrentepremie-aftrek bij ondernemers die hun onderneming of een gedeelte van hun onderneming staken bedraagt maximaal:
€396.054 (€386.771) bij:
-
overdrachten door ondernemers van 60 jaar of ouder;
-
overdrachten door invalide ondernemers;
-
het staken van de onderneming door overlijden.
€198.031 (€193.389) bij:
-
overdrachten door ondernemers van 50 tot 60 jaar;
-
overdrachten door ondernemers indien de lijfrente-uitkeringen direct ingaan.
€99.020 (€96.699):
• in de overige gevallen.
Met ingang van 2004 is bij de berekening van de ruimte voor de lijfrentepremieaftrek het inkomen en de pensioenaangroei van het voorafgaande kalenderjaar bepalend. Ondernemers mogen in het jaar dat zij (een deel van) hun onderneming staken op verzoek daarvan afwijken en bij de berekening van de lijfrentepremieaftrek er voor kiezen om de gegevens van het kalenderjaar zelf te gebruiken. In het opvolgende kalenderjaar, waarin weer uitgegaan moet worden van de gegevens van het voorafgaande kalenderjaar, mag de stakingwinst niet nogmaals bij de berekening van de ruimte voor de lijfrentepremieaftrek in aanmerking worden genomen.
Bij de berekening van het voordeel uit sparen en beleggen heeft een belastingplichtige recht op een heffingvrij vermogen van € 19.252 (€ 18.800). Het heffingvrije vermogen kan onder voorwaarden worden overgedragen aan de partner.
Toeslag heffingvrij vermogen minderjarige kinderen
Het heffingvrije vermogen kan worden verhoogd met de toeslag heffingvrij vermogen minderjarige kinderen indien de belastingplichtige als ouder op 31 december 2004 het gezag uitoefent over een minderjarig kind. De toeslag heffingvrij vermogen minderjarige kinderen bedraagt € 2.571 (€2.510) per minderjarig kind. Indien de belastingplichtige een partner heeft, wordt deze toeslag bij de oudste partner in aanmerking genomen, tenzij zij gezamenlijk anders verzoeken.
Het heffingvrije vermogen kan onder voorwaarden worden verhoogd met de ouderentoeslag. De hoogte van de ouderentoeslag wordt als volgt berekend:
Bij een inkomen uit werk en woning - vóór inachtneming van de uitgaven voor kinderopvang en de persoonsgebonden aftrek - van:
meer dan |
maar niet meer dan |
bedraagt de ouderentoeslag |
€13.024 18.119 |
€13.024 18.119 |
€ 25.484 12.742 nihil |
• Om in aanmerking te komen voor de ouderentoeslag mag de gemiddelde rendementsgrondslag (na
aftrek van het heffingvrije vermogen) niet meer bedragen dan € 254.784 (€ 248.812).
De ouderentoeslag kan onder voorwaarden worden overgedragen aan de partner.
• Als je het hele jaar dezelfde fiscale partner hebt dan mag de gezamenlijke gemiddelde
rendementsgrondslag (na aftrek van het heffingvrije vermogen) niet meer bedragen dan €509.568
(€ 497.624) om in aanmerking te komen voor de ouderentoeslag.
Vrijstelling maatschappelijke beleggingen
Van de vermogensrendementsheffing zijn vrijgesteld maatschappelijke beleggingen tot een gezamenlijk
maximum van € 51.390 (€ 50.185).
Maatschappelijke beleggingen zijn bepaalde in de Wet IB 2001 omschreven groene beleggingen en
sociaal-ethische beleggingen.
De vrijstelling voor maatschappelijke beleggingen kan onder voorwaarden worden overgedragen aan de
partner.
Vrijstelling beleggingen in durfkapitaal
Van de vermogensrendementsheffing zijn vrijgesteld beleggingen in durfkapitaal tot een gezamenlijk
maximum van € 51.390 (€ 50.185).
Beleggingen in durfkapitaal zijn bepaalde in de Wet IB 2001 omschreven directe en indirecte
beleggingen. Hieronder vallen ook de culturele beleggingen.
De vrijstelling voor beleggingen in durfkapitaal kan onder voorwaarden worden overgedragen aan de partner.
Vrijstelling voor een uitvaartverzekering
De vrijstelling voor een uitvaartverzekering of een andere overlijdensrisicoverzekering in box 3 bedraagt €6.244 (€6.097).
Kapitaaluitkering uit levensverzekering; overgangsrecht
Voor op 14 september 1999 bestaande kapitaalverzekeringen kan onder voorwaarden een vrijstelling van maximaal € 123.428 van toepassing zijn. Dit bedrag is gelijk aan het bedrag in 2003. Deze vrijstelling kan onder voorwaarden worden overgedragen aan de partner.
Voor de berekening van het voordeel uit sparen en beleggen worden schulden in aanmerking genomen voor zover de gezamenlijke waarde meer bedraagt dan € 2.700 (€ 2.600). Indien de belastingplichtige een partner heeft, moet - ongeacht de toedeling van bezittingen en schulden - een schuldendrempel van € 5.400 (€ 5.200) in aanmerking worden genomen.
Voor de wijzigingen in andere belastingwetten zie:
Loonbelasting 2004
Rechten van successie, van schenking en overgang 2004
Afdrachtvermindering loonbelasting 2004
Belastingen op milieugrondslag
Autobelastingen
Overige belastingen