Deelnemingsvrijstelling - wie komt in aanmerking voor de vrijstelling?
De deelnemingsvrijstelling kan in beginsel worden ingeroepen door ieder lichaam dat zelfstandig is onderworpen aan de Nederlandse vennootschapsbelasting. Ook een buitenlands lichaam (vaste inrichting) kan kwalificeren, mits het belang waarvoor de deelnemingsvrijstelling wordt geclaimd aan het Nederlandse ondernemingsvermogen (de vaste inrichting) van dit lichaam kan worden toegerekend.
De deelnemingvrijstelling kan niet worden geclaimd door:
- ondernemers die aan inkomstenbelasting en niet aan vennootschapsbelasting zijn onderworpen;
- fiscale beleggingsinstellingen (wel aan vennootschapsbelasting onderworpen, maar tegen een nultarief);
- maatschappen en andere samenwerkingsverbanden die niet zelfstandig aan Nederlandse vennootschapsbelasting zijn onderworpen;
- vennootschappen die zijn opgenomen in een fiscale eenheid met een andere vennootschap en daardoor niet zelfstandig zijn onderworpen aan vennootschapsbelasting;
- lichamen die zijn vrijgesteld van de Nederlandse vennootschapsbelasting, zoals bijvoorbeeld overheidslichamen en stichtingen die geen materiële onderneming drijven;
- buitenlandse lichamen die geen onderneming in Nederland drijven.
De deelnemingsvrijstelling is van rechtswege van toepassing; het is niet noodzakelijk om hiervoor een verzoek bij de belastingdienst in te dienen. Wel kan aan de belastingdienst vooraf worden gevraagd of in een bepaalde (toekomstige) situatie de deelnemingsvrijstelling van toepassing zal zijn. Voor meer informatie over dit onderwerp verwijzen wij naar de pagina Deelnemingsvrijstelling - kan ik zekerheid vooraf krijgen van de belastingdienst ?