taxci
 

Deelnemingsvrijstelling - kan ik zekerheid vooraf krijgen van de belastingdienst ?

Laatst gewijzigd: 21-07-2021

Het is mogelijk om een concreet vraagstuk over de toepassing van de deelnemingsvrijstelling aan de belastingdienst voor te leggen.

Op verzoek van de belastingplichtige kan op basis van een specifiek feitencomplex de belastingdienst verklaren dat de deelnemingsvrijstelling van toepassing is. Dit wordt juridisch vormgegeven door het afsluiten van een zogenaamde vaststellingsovereenkomst, in jargon ook wel Advance Tax Ruling ('ATR') genoemd.   

Om in aanmerking te komen voor zekerheid vooraf dient de verzoekende belastingplichtige aan de substance eisen te voldoen. Dit houdt in dat de vennootschap die het verzoek doet in Nederland gevestigd moet zijn en hier voldoende activiteiten en aanwezigheid heeft. Daarnaast moeten er voor rekening en risico van de verzoekende vennootschap bedrijfseconomische operationele activiteiten worden uitgeoefend waarvoor op concernniveau voldoende relevant personeel in Nederland aanwezig is. Als een vennootschap niet aan deze eisen voldoet wordt geen zekerheid vooraf gegeven.

Er wordt ook geen zekerheid vooraf gegeven als het besparen van Nederlandse en/of buitenlandse belasting de doorslaggevende of enige reden van de rechtshandeling of transactie is (motief vereiste) en/of de zekerheid vooraf ziet op rechtshandelingen of transacties met vennootschappen gevestigd in landen die op de Nederlandse lijst van laagbelaste staten en niet-coöperatieve jurisdicties staan.

Het verzoek tot afgifte van een ATR dient te worden gericht aan de competente inspecteur. De inspecteur legt het verzoek vervolgens voor aan het Behandelteam IFZ (Internationale Fiscale Zekerheid). Er kan eventueel vooroverleg gevoerd worden tussen de belastingplichtige en de inspecteur en het Behandelteam. De belastingdienst zal bij haar beoordeling van het verzoek rekening houden met alle relevante feiten en omstandigheden die samenhangen met de rechtshandeling en/of transactie(s) waarvoor zekerheid vooraf wordt gevraagd.

Als zekerheid vooraf wordt gegeven zal dit worden vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst welke door de belastingdienst wordt voorzien door twee handtekeningen. De duur van een vaststellingsovereenkomst is in beginsel maximaal 5 boekjaren. Als echter tussentijds de feiten en omstandigheden of de wet wijzigt, kan de duur ook korter zijn. Na afloop van de overeengekomen periode kan op verzoek van de belastingplichtige opnieuw worden bezien of (onder dezelfde voorwaarden) een nieuwe ATR kan worden overeengekomen.

Om de gevolgen van de ATR vast te leggen zal de belastingdienst een vaststellingsovereenkomst sluiten met het verzoekende lichaam. De belastingdienst dient daarbij de kaders voor vaststellingsovereenkomsten, zoals opgenomen in het Besluit Fiscaal Bestuursrecht in acht te nemen. In het hiervoor genoemde besluit is de procedure opgenomen met betrekking tot een verzoek tot vooroverleg en de vaststellingsovereenkomst. De beslissing van de inspecteur om geen vaststellingsovereenkomst te sluiten wordt schriftelijk meegedeeld aan belanghebbende. In die gevallen wordt een verslag opgesteld, zoals bedoeld in het hiervoor genoemde besluit.

De vaststellingsovereenkomst zal in ieder geval de volgende elementen bevatten:

  1. de namen en adressen van de (mogelijke) lichamen waarvoor de overeenkomst geldt;
  2. een verwijzing naar het gevoerde overleg en de daarmee samenhangende correspondentie;
  3. een omschrijving van de kwestie waarover overleg is gevoerd;
  4. een omschrijving van de feiten waarover de partijen overeenstemming hebben dat deze feiten rechtens tussen hen gelden;
  5. de fiscaalrechtelijke of civielrechtelijke gevolgen van de overeenkomst daaronder begrepen het afzien van eventuele (im)materiële schadevergoeding;
  6. de periode waarvoor de overeenkomst geldt en een bepaling dat deze periode niet stilzwijgend wordt verlengd;
  7. de middelen, jaren, tijdvakken of belastingaanslagen waarop de vaststellingsovereenkomst betrekking heeft;
  8. de omstandigheden op grond waarvan de overeenkomst eerder eindigt. Als reden voor de beëindiging van een overeenkomst dient te worden opgenomen een voor de betreffende vaststellingsovereenkomst relevante wetswijziging of wijziging van de op de wet gebaseerde voorschriften. Ook een latere wijziging van relevante beleidsregels en jurisprudentie kan reden zijn om een overeenkomst te beëindigen;
  9. de uitdrukkelijke verklaring van belanghebbende dat hij ter zaken van het overeengekomen geen gebruik zal maken van het recht van bezwaar of beroep of dat hij zijn bezwaar - c.q. beroepschrift intrekt;
  10. de duur van de bedenktermijn die aan de belanghebbende of diens vertegenwoordiger is gegeven dan wel de uitdrukkelijke verklaring dat zij geen behoefte hebben aan een bedenktermijn;
  11. de overige bijzondere omstandigheden van het geval;
  12. het eventuele bedrag waarmee belanghebbende wordt tegemoetgekomen in de kosten voor juridische bijstand indien de vaststellingsovereenkomst werd gesloten in de bezwaar- of beroepsfase.

Van elke vaststellingsovereenkomst met een internationaal karakter wordt een geanonimiseerde samenvatting gepubliceerd. De samenvatting bevat een korte uiteenzetting van de feiten en omstandigheden, een analyse van de gevraagde zekerheid en de conclusie.

Terug naar index - De Nederlandse deelnemingsvrijstelling