taxci
 

De Nederlandse transfer pricing regels voor groepsfinancieringsmaatschappijen

Laatst gewijzigd: 29-04-2020

In de Wet op de vennootschapsbelasting is een bijzondere voorziening opgenomen voor financierings- (en licentie) activiteiten binnen de groep, en dan specifiek de activiteit van het ontvangen en betalen van rente (en royalty's) binnen de groep.

Artikel 8c van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 bepaalt, kort samengevat, dat het inkomen (de marge) die voortvloeit uit het ontvangen en betalen van rente (en dergelijke) tussen verbonden partijen buiten de Nederlandse belastinggrondslag blijft wanneer de onderneming niet "voldoende realistische risico's" met deze activiteiten loopt.

De wet bepaalt dat pas sprake is van "voldoende realistische risico's" als een bedrag aan eigen vermogen aanwezig is van minimaal 1% van het gemiddeld saldo aan uitstaande leningen, of € 2 miljoen als dit minder is.

Het directe gevolg van het buiten de belastinggrondslag houden van inkomsten is dat Nederland het standpunt inneemt dat de Nederlandse onderneming niet kan worden beschouwd als de uiteindelijk gerechtigde van de inkomsten en dat zij daarom geen recht heeft op verdragsvoordelen, zoals typisch de vermindering van een bronbelasting in de bronstaat van de ontvangen inkomsten (rente of royalty's).

Wanneer deze bepaling van toepassing is (onvoldoende risico), bepaalt de wet verder dat de Nederlandse onderneming een zakelijke (at arm’s length) vergoeding moet ontvangen voor het optreden als "betalingsagent" bij de transacties. De marktconforme vergoeding moet voor elk specifiek geval worden berekend op basis van de uitgevoerde functies en een vergelijking met transacties tussen derden.

Indien de functie van een financiële dienstverlener voornamelijk bestaat uit het verstrekken van leningen, zijn de functies van de desbetreffende onderneming in wezen vergelijkbaar met de functies van onafhankelijke financiële instellingen (banken) die onder toezicht staan ​​van De Nederlandsche Bank.

De toepassing van het at arm’s length-beginsel betekent dan feitelijk dat de zakelijk vergoeding voor de binnen de groep verrichtte financiële diensten gebaseerd moet zijn op de vergoeding die onafhankelijke banken voor vergelijkbare diensten onder vergelijkbare omstandigheden in rekening brengen.

Nederland heeft uitgebreid beleid met betrekking tot de mogelijkheid voor financiële dienstverleners binnen de groep om een ​​afspraak met de belastingdienst over de interne prijsstelling te verkrijgen, een zogenaamde Advance Pricing Agreement of “APA”. Dit beleid beschrijft de te volgen procedure en de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om een ​​APA te verkrijgen. Het APA beleid voorziet ook in specifieke eisen ten aanzien van de aanwezigheid (substance) in Nederland en geeft aan hoe de risico's moeten worden bepaald die door de Nederlandse financieringsmaatschappij moeten worden gedragen.

De gelopen risico's moeten in aanmerking worden genomen bij het bepalen van de zakelijke vergoeding die de financieringsmaatschappij minimaal dient te ontvangen. Het APA verzoek dient een onderbouwde berekening van deze vergoeding te bevatten.

Wanneer niet aan de substance-eisen wordt voldaan, kan in beginsel geen APA worden verkregen, en behouden de Nederlandse autoriteiten zich het recht voor om informatie uit te wisselen met andere betrokken landen, zoals typisch de bronstaat van de rente / royalty's die de Nederlandse groepsfinancieringsmaatschappij ontvangt over het ontbreken van reële aanwezigheid (substance) in Nederland, en eventueel het ontbreken van (volgens Nederlandse maatstaven) voldoende economische risico’s bij de door de Nederlandse vennootschap aangegane financieringstransacties binnen de groep.

Back to index "Transfer Pricing"

Ga naar: Onze diensten op het gebied van Transfer Pricing