taxci
 

Belastingwijzigingen 2005 - bedrijven

Laatst gewijzigd: 11-03-2011

 

Paraaf Onderwerp
1.18 Aftrek van bepaalde gemengde kosten
1.19 Werkruimte eigen woning
1.20 Tonnageregeling
1.21 Willekeurige afschrijving arbo-bedrijfsmiddelen
1.22 Investeringsaftrek
1.22.1 Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek
1.22.2 Energie-investeringsaftrek
1.22.3 Milieu-investeringsaftrek
1.22.4 Filminvesteringsaftrek
1.22.5 Desinvesteringsaftrek
1.23 Ondernemersaftrek
1.23.1 Zelfstandigenaftrek
1.23.2 Aftrek speur- en ontwikkelingswerk
1.23.3 Meewerkaftrek
1.23.4 Stakingsaftrek
1.24 Oudedagsreserve
1.25 Extra lijfrente-aftrek bij stakende ondernemers
2 Loonbelasting
2.1 Uniform loonbegrip voor loonheffing en premies werknemersverzekeringen
2.2 Spaarloon
2.3 Aandelenopties
2.4 Computers
2.5 Reiskostenvergoeding
2.6 Werknemers in het internationale verkeer
2.7 Producten uit eigen bedrijf
2.8 Eindheffing bovenmatige vergoedingen en verstrekkingen
2.9 Verklaring arbeidsrelatie
2.10 Telefoonvergoeding
2.11 Zakelijke maaltijden
2.12 Maaltijden in bedrijfskantines
2.13 Consumpties tijdens werktijd
2.14 Personeelsleningen
2.15 Vrijwilligers
3 Afdrachtvermindering loonbelasting
3.1 Afdrachtvermindering lage lonen
3.2 Afdrachtvermindering onderwijs
3.3 Afdrachtvermindering zeevaart
3.4 Afdrachtvermindering kinderopvang
3.5 Afdrachtvermindering betaald ouderschapsverlof
3.6 Afdrachtvermindering arbo non-profit
3.7 Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk
6 Autobelastingen
6.1 Bestrijding onbedoeld gebruik bestelauto (grijs kenteken)
7.3 Tarief vennootschapsbelasting
7.4 Additionele heffing vennootschapsbelasting (surtax)
7.5 Vrijstelling vennootschapsbelasting voor herstelorganisaties van Rijksmonumenten met culturele bestemming
7.6 Automatische voorlopige teruggaaf
7.7 Elektronische aangifte
7.8 Tegemoetkoming kinderopvang
7.9 Heffings- en invorderingsrente
7.10 Instellen van beroep bij rechtbank

Aftrek van bepaalde gemengde kosten
De beperking van de aftrek van bepaalde gemengde kosten voor ondernemers (zoals voedsel, representatie en congressen) wordt met ingang van 1 januari 2005 verder beperkt. Dit houdt in dat
€ 4.000 (€ 1.600) niet aftrekbaar is. De belastingplichtige kan er echter ook voor kiezen dat 25% (10%) van de gemengde kosten niet aftrekbaar is.

Werkruimte in de eigen woning
Per 1 januari 2005 wijzigt de fiscale behandeling van de werkruimte in de eigen woning in de inkomsten-, loon-, en vennootschapsbelasting. Een ruimte wordt fiscaal pas als werkruimte behandeld als deze een zelfstandig gedeelte van een woning vormt en intensief wordt gebruikt voor de verwerving van inkomen.
De werkruimte moet een zodanige zelfstandigheid bezitten dat de ruimte duidelijk te onderscheiden is door uiterlijke kenmerken. Daarbij kan gedacht worden aan een eigen opgang of ingang, maar daarnaast kunnen ook de voorzieningen in de werkruimte van belang zijn ter bepaling van de zelfstandigheid. In dat verband kan bijvoorbeeld gedacht worden aan eigen sanitair.
Een substantieel deel van het inkomen moet in de zelfstandige ruimte worden verdiend. Als men over een werkruimte elders beschikt, moet tenminste 70% van het inkomen in de ruimte thuis worden verdiend. Als men niet elders de beschikking heeft over een werkruimte, moet tenminste 30% van het inkomen in de ruimte thuis worden verdiend.

Maximaal aftrekbaar is 4% van de waarde over de werkruimte (bij huurwoningen: een deel van de huur) plus een evenredig deel van de kosten die in huurverhoudingen door een huurder zouden worden betaald. Een onzelfstandige werkruimte (slaapkamer, zolderkamer) en een zelfstandige werkruimte waarin onvoldoende wordt gewerkt, blijven onderdeel van de eigen woning en daarmee van de regeling van het eigenwoningforfait.

Tonnageregeling
De tonnageregeling biedt belastingplichtigen de mogelijkheid om voor een periode van ten minste tien jaren te kiezen voor een systeem waarbij de winst uit zeescheepvaart forfaitair wordt vastgesteld aan de hand van de scheepstonnage. De voorwaarden voor de tonnageregeling worden gewijzigd. Deze aanpassingen zullen ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Europese Commissie. Na goedkeuring zal deze maatregel bij Koninklijk Besluit in werking treden.

Willekeurige afschrijving arbo-bedrijfsmiddelen
De willekeurige afschrijving arbo-bedrijfsmiddelen komt per 1 januari 2005 te vervallen. Ook de arbo-afdrachtvermindering voor de non-profitsector komt te vervallen. Deze twee fiscale regelingen zullen worden vervangen door één subsidieregeling van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Investeringsaftrek
De belastingplichtige die investeert in bedrijfsmiddelen kan (naast de afschrijvingen) een deel van het investeringsbedrag van de winst aftrekken, de zogenoemde investeringsaftrek.
Deze aftrek kan de vorm hebben van kleinschaligheidsinvesteringsaftrek, van energie-investeringsaftrek, van milieu-investeringsaftrek en van filminvesteringsaftrek.

Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek
De belastingplichtige die in een kalenderjaar investeert in bedrijfsmiddelen, kan een aangewezen percentage van het investeringsbedrag van de winst over dat jaar aftrekken.
Ten opzichte van vorig jaar zijn er voor de eerste drie investeringsschijven (tot een jaarlijkse investeringsomvang van € 66 000) geen wijzigingen aangebracht. Voor de volgende investeringsschijven is, als gevolg van een aftopping van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek, het percentage kleinschaligheidsaftrek verlaagd.

Bij een investeringsbedrag in een kalenderjaar van

meer dan

maar niet meer dan

bedraagt het percentage

 

     2.000

0

     2.000

34.000

25

34.000

66.000

22

66.000

97.000

17

97.000

129.000

14

129.000

161.000

11

161.000

193.000

8

193.000

226.000

5

226.000

258.000

3

258.000

290.000

0

290.000

 

0

Bij een samenwerkingsverband worden de investeringen voor het hele samenwerkingsverband samengenomen.

Energie-investeringsaftrek
Voor ondernemers die investeren in bedrijfsmiddelen met betrekking waartoe is verklaard dat sprake is van energie-investeringen (investeringen die in het belang zijn van een doelmatig gebruik van energie) geldt de energie-investeringsaftrek. Hieronder kunnen tevens worden begrepen de kosten van een advies dat (mede) op die investering betrekking heeft ter zake van energiebesparende maatregelen in gebouwen of bij processen.

De energie-investeringsaftrek bedraagt 44% (55%) bij een bedrag aan energie-investeringen in een kalenderjaar van meer dan € 2.000 (€ 2.000). Als bedrag aan energie-investeringen wordt ten hoogste in aanmerking genomen € 107.000.000 (€ 106.000.000). Bij een samenwerkingsverband worden de investeringen voor het hele samenwerkingsverband samengenomen.
Investeringen kunnen voor zowel de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek als de energie-investeringsaftrek in aanmerking komen.

Milieu-investeringsaftrek
Voor ondernemers die investeren in bedrijfsmiddelen die zijn aangewezen als milieu-investeringen (investeringen in het belang van de bescherming van het Nederlandse milieu) geldt de milieu-investeringsaftrek. Hieronder kunnen tevens worden begrepen de kosten van een milieu-advies.
Bij een bedrag aan milieu-investeringen in een kalenderjaar van meer dan € 2.000 (€ 2.000) bedraagt de milieu-investeringsaftrek:
· voor milieu-investeringen die behoren tot categorie I: 40%
· voor milieu-investeringen die behoren tot categorie II: 30%
· voor milieu-investeringen die behoren tot categorie III: 15%

De milieu-investeringsaftrek is van toepassing naast de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Heeft de ondernemer gekozen voor de energie-investeringsaftrek, dan komt de investering niet tevens in aanmerking voor de milieu-investeringsaftrek.

Filminvesteringsaftrek
De zogenoemde filmcv-regeling wordt verlengd. De wettelijke bepalingen over de filmcv-regeling zullen van toepassing blijven op voortbrengingskosten van films gemaakt in het kalenderjaar 2005 tot en met 2007. Ook wordt het bedrag dat een vennootschapsbelastingplichtig lichaam (zoals B.V.'s en NV's) gefacilieerd in een filmonderneming kan investeren verruimd van € 25.000 naar € 100.000. Deze verdere verlenging van een eerder goedgekeurde steunmaatregel zal ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Europese Commissie. Na goedkeuring zal deze maatregel bij Koninklijk Besluit in werking treden, zonodig met terugwerkende kracht.

Desinvesteringsbijtelling
Een ondernemer die in een jaar bedrijfsmiddelen van de hand doet (desinvesteert) waarin hij binnen vijf jaar daarvoor heeft geïnvesteerd, moet, als hij met die desinvestering een bepaalde drempel overschrijdt, een bedrag aan de winst toevoegen gelijk aan het destijds genoten investeringsaftrekpercentage over het bedrag van de desinvestering. Daarbij kan de desinvesteringsbijtelling niet hoger zijn dan de destijds genoten investeringsaftrek. De desinvesteringsdrempel is voor 2005 vastgesteld op € 2.000. Dit bedrag is gelijk aan het bedrag in 2004.

Ondernemersaftrek
De ondernemersaftrek is het gezamenlijke bedrag van:
· de zelfstandigenaftrek
· de aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk
· de meewerkaftrek en
· de stakingsaftrek.

Zelfstandigenaftrek
De zelfstandigenaftrek geldt voor de ondernemer die aan het urencriterium voldoet en die bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt.

Bij een winst in 2005 van

meer dan

maar niet meer dan

bedraagt de zelfstandigenaftrek

-

€ 13.030

€ 8.386

€ 13.030

15.115

7.796

15.115

17.205

7.209

17.205

49.275

6.425

49.275

51.360

5.864

51.360

53.450

5.244

53.450

55.530

4.628

55.530

-

4.068

Indien de ondernemer in een of meer van de vijf voorafgaande kalenderjaren geen ondernemer was en bij hem in die periode niet meer dan tweemaal zelfstandigenaftrek is toegepast, wordt de zelfstandigen-aftrek verhoogd met € 1.969 (€ 1.941) (startersaftrek).

Aftrek speur - en ontwikkelingswerk
De aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk geldt voor de ondernemer die aan het urencriterium voldoet en die in het kalenderjaar ten minste 500 uur (625 uur) besteedt aan werk dat bij een S&O-verklaring is aangemerkt als speur- en ontwikkelingswerk. De aftrek bedraagt € 11.154 (€ 11.000).

Indien de ondernemer in een of meer van de vijf voorafgaande kalenderjaren geen ondernemer was en bij hem in die periode niet meer dan tweemaal de aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk is toegepast, wordt de aftrek speur- en ontwikkelingswerk verhoogd met € 5.577 (€ 5.500).

Meewerkaftrek
De meewerkaftrek geldt voor de ondernemer die aan het urencriterium voldoet en van wie de partner zonder enige vergoeding arbeid verricht in een onderneming waaruit de belastingplichtige als ondernemer winst geniet.

Bij arbeid van de partner die gedurende het kalenderjaar een aantal uren in beslag neemt

gelijk aan of meer dan

maar minder dan

bedraagt de meewerkaftrek

525

875

1,25% van de winst

875

1.225

2     % van de winst

1.225

1.750

3     % van de winst

1.750

 

4     % van de winst

Stakingsaftrek
De stakingsaftrek geldt voor de ondernemer die in het kalenderjaar winst behaalt met of bij het staken van één of meer gehele ondernemingen waaruit hij als ondernemer winst geniet en bedraagt € 3.630 eenmaal per leven.
Voor belastingplichtigen die op 31 december 2000 ondernemer waren en dit nog steeds zijn, wordt de stakingsaftrek verhoogd tot € 6.988 (€ 10.346) voor ondernemers van 55 jaar of ouder en tot € 4.719
(€ 5.808) voor ondernemers jonger dan 55 jaar. De verhoging wordt verminderd met een eerder genoten stakingsvrijstelling en stakingsaftrek.

Oudedagsreserve
De ondernemer die aan het urencriterium voldoet en die bij de aanvang van het kalenderjaar de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt, kan bij het bepalen van de in een kalenderjaar genoten winst over dat jaar toevoegen aan de oudedagsreserve. Dit betekent dat hij elk jaar een bepaald bedrag als aftrekpost ten laste van de winst mag brengen. De toevoeging aan de oudedagsreserve over een kalenderjaar bedraagt 12% van de winst, maar niet meer dan € 10.951 (€ 10.799).
Deze toevoeging wordt verminderd met de ten laste van de winst gekomen pensioenpremies.
De toevoeging bedraagt ten hoogste het bedrag waarmee het ondernemingsvermogen bij het einde van het kalenderjaar de oudedagsreserve bij het begin van het kalenderjaar te boven gaat.

Extra lijfrentepremie-aftrek bij stakende ondernemers
De extra ruimte aan lijfrentepremie-aftrek bij ondernemers die hun onderneming of een gedeelte van hun onderneming staken bedraagt maximaal:

Bij

2005

·         overdrachten door ondernemers van 60 jaar of ouder

·         overdrachten door invalide ondernemers

·         het staken van de onderneming door overlijden

€ 401.599

·         overdrachten door ondernemers van 50 tot 60 jaar

·         overdrachten door ondernemers indien de lijfrente-uitkeringen direct ingaan

200.804

in de overige gevallen

100.407

 

Bij de berekening van de ruimte voor de lijfrentepremieaftrek is het inkomen en de pensioenaangroei van het voorafgaande kalenderjaar bepalend. Ondernemers mogen in het jaar dat zij (een deel van) hun onderneming staken op verzoek daarvan afwijken en bij de berekening van de lijfrentepremieaftrek er voor kiezen om de gegevens van het kalenderjaar zelf te gebruiken. In het opvolgende kalenderjaar, waarin weer uitgegaan moet worden van de gegevens van het voorafgaande kalenderjaar, mag de stakingwinst niet nogmaals bij de berekening van de ruimte voor de lijfrentepremieaftrek in aanmerking worden genomen.

Loonbelasting

Uniform loonbegrip voor loonheffing en premies werknemersverzekeringen
Per 1 januari 2005 komt er een uniform loonbegrip voor de loonheffing en de premies werknemersverzekeringen. Uitgangspunt is dat het loon voor de loonheffing ook geldt voor de heffing van premies werknemersverzekeringen. Er blijft een aantal uitzonderingen.

Spaarloon
Vanaf 1 januari 2005 kan een werknemer nog slechts bij één werkgever deelnemen aan de spaarloonregeling. Het bedrag dat de werknemer in 2005 mag sparen bedraagt maximaal € 613.
Als een werknemer bij een werkgever wil sparen via de spaarloonregeling, dan moet worden voldaan aan de volgende twee voorwaarden:
· de werknemer is sinds 1 januari 2005 bij die werkgever in dienst en
· die werkgever past ten aanzien van die werknemer sinds 1 januari 2005 de algemene heffingskorting toe.
Als een werknemer na de eerste dag van het kalenderjaar bij een werkgever in dienst treedt kan hij dus niet van de spaarloonregeling van die werkgever gebruik maken.
Het tarief voor eindheffing over spaarloon wordt met ingang van 1 januari 2005 verhoogd tot 25%.
In de inkomstenbelasting geldt voor het jaar 2005 een vrijstelling in box 3 van maximaal € 17.025 voor geblokkeerde spaartegoeden uit een spaarloonregeling.

Aandelenopties
Per 1 januari 2005 vervalt de huidige keuzeregeling voor het belasten van aandelenopties. Vanaf die datum moet de werkgever loonheffing en premies werknemersverzekeringen altijd berekenen over het werkelijk gerealiseerde voordeel op het moment van uitoefening of vervreemding van de optierechten. Als de werkgever aan de werknemer een bedrag in rekening heeft gebracht voor het optierecht, dan mag de werkgever dit bedrag in mindering brengen op het voordeel dat de werknemer heeft genoten. Bij een negatief saldo mag de werkgever niets in mindering brengen op het loon.

Bij opties die vóór 1 januari 2005 onvoorwaardelijk zijn toegekend of onvoorwaardelijk zijn geworden, blijft de oude regeling gelden als de werkgever de opties op dat moment tot het loon heeft gerekend. Bij deze opties is het gerealiseerde voordeel dus alleen belast voor de loonheffing als de optie binnen drie jaar wordt uitgeoefend of vervreemd. Als de werkgever de belastingheffing over de opties heeft uitgesteld, vallen deze onder de nieuwe regeling.

Computers
De pc-privé-regeling is op 27 augustus 2004 om 17.00 uur afgeschaft. Een werknemer die vóór dat tijdstip een computer en/of randapparatuur in gebruik heeft genomen of heeft gekocht (of zich heeft verplicht om te kopen), kan ook in 2005 nog gebruik blijven maken van de oude regeling.

Met ingang van 1 januari 2005 mag de werkgever aan een werknemer een computer en dergelijke apparatuur (en bijbehorende apparatuur) alleen onbelast vergoeden, verstrekken of ter beschikking stellen als de apparatuur voor 90% of meer zakelijk wordt gebruikt. Als de apparatuur een meerjarig belang heeft, mag de werkgever maximaal het bedrag van de jaarlijkse afschrijving onbelast vergoeden of verstrekken. Als de kostprijs inclusief omzetbelasting minder is dan € 450, dan mag de werkgever het hele bedrag ineens onbelast vergoeden of verstrekken.
Als de kostprijs hoger is dan € 450, dan kan de werkgever de apparatuur ook in een keer onbelast vergoeden of verstrekken als hij met de werknemer afspreekt dat hij verplicht is tot vergoeding van het privé-gebruik. Hierdoor moet de werknemer bij het einde van de dienstbetrekking de waarde die de apparatuur op dat moment heeft aan de werkgever vergoeden.

Reiskostenvergoeding
De maximale belastingvrije vergoeding van zakelijke kilometers is € 0,18 per kilometer, ongeacht het vervoermiddel. Dit betekent dat de werkgever elke zakelijke kilometer, dus ook elke kilometer voor woon-werkverkeer, tot maximaal € 0,18 belastingvrij kan vergoeden. Woon-werkverkeer is ook zakelijk verkeer.
Als een werknemer met het openbaar vervoer reist kan de werkgever kiezen: er kan maximaal € 0,18 per kilometer worden vergoed, maar ook de werkelijke reiskosten mogen belastingvrij worden vergoed.

Werknemers in het internationale verkeer
Een werknemer die in het buitenland woont en die aan boord van schepen of luchtvaartuigen in het internationale verkeer werkt, is met ingang van 1 januari 2005 geen werknemer voor de loonheffing als hij voldoet aan de volgende drie voorwaarden:
· hij werkt voor 90% of meer aan boord van schepen of luchtvaartuigen in het internationale verkeer van een onderneming waarvan de leiding in Nederland is gevestigd
· zijn loon is onderworpen aan een belasting naar het inkomen in een ander land
· zijn loon is niet op grond van een verdrag of andere regeling in feite alleen in Nederland belast.

Producten uit eigen bedrijf
Een werkgever die aan zijn werknemer een korting of vergoeding geeft bij de aankoop van producten uit eigen bedrijf, kan dit onder de volgende voorwaarden belastingvrij doen:
· de producten zijn niet branchevreemd
· de korting of vergoeding bedraagt per product maximaal 20% van de waarde van het product in het economische verkeer
· de korting of vergoeding bedraagt in totaal niet meer dan € 475 (€ 450) per kalenderjaar.

Eindheffing bovenmatige vergoedingen en verstrekkingen
Met ingang van 1 januari 2005 mag de werkgever eindheffing toepassen over het belaste (bovenmatige) deel van kostenvergoedingen en verstrekkingen aan werknemers. De nieuwe eindheffingsmogelijkheid geldt tot een maximumbedrag van € 200 per maand per werknemer.

Verklaring arbeidsrelatie
Vanaf 1 januari 2005 mag de opdrachtgever altijd uitgaan van een Verklaring arbeidsrelatie (VAR) van een opdrachtnemer waarop staat vermeld "winst uit onderneming" of "werkzaamheden voor rekening en risico van een vennootschap". De opdrachtgever hoeft dan niet meer te beoordelen of de opdrachtnemer bij hem wellicht toch in dienstbetrekking is. Voor de opdrachtgever is er zo meer rechtszekerheid. Hieraan is wel een aantal voorwaarden verbonden. Dit staat in een wetsvoorstel dat op dit moment bij de Eerste Kamer ligt.

Telefoonvergoeding
Het normbedrag voor een telefoonabonnement per maand is verhoogd naar € 20,32 (€ 19,95). De overige normbedragen voor de telefoon zijn ongewijzigd.

Zakelijke maaltijden
De normbedragen voor een zakelijke maaltijd zijn niet gewijzigd per 2005.

 

2005

2004

Warme maaltijd

€ 3,10

€ 3,10

Koffiemaaltijd/Lunch

1,55

1,55

Ontbijt

1,55

1,55

 

Maaltijden in bedrijfskantines

Voor een maaltijd in een bedrijfskantine gelden de volgende normbedragen: 

 

2005

2004

Warme maaltijd

€ 3,85

€ 3,80

Koffiemaaltijd/Lunch

2,00

2,00

Ontbijt

2,00

2,00

Consumpties tijdens werktijd
De vrijgestelde vergoeding voor consumpties tijdens werktijd (maaltijden vallen hier niet onder) bedraagt maximaal € 2,75 (€ 3,00) per week of € 0,55 (€ 0,60) per dag.

Personeelsleningen
In 2005 is er geen sprake van een te belasten rentevoordeel als de werknemer tenminste 5% (3,5%) rente betaalt over het geleende bedrag.

Vrijwilligers
De vergoeding die een vrijwilliger ontvangt, voor zover deze niet meer bedraagt dan € 735 (€735) per jaar en € 21 (€21) per week wordt niet als loon beschouwd.


Afdrachtvermindering loonbelasting

Een werknemer kan voor meerdere afdrachtverminderingen tegelijk in aanmerking komen. De afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk en de afdrachtvermindering zeevaart kunnen echter niet samengaan.

Afdrachtvermindering lage lonen
De afdrachtvermindering lage lonen is van toepassing met betrekking tot de werknemer wiens loon in het desbetreffende loontijdvak niet meer bedraagt dan diens toetsloon voor dat tijdvak. Deze afdrachtvermindering is alleen van toepassing op werknemers die 23 jaar of ouder zijn. Het toetsloon bedraagt € 17.805 (€ 17.806) en het maximale bedrag afdrachtvermindering is € 530 (€ 1.093). Deze afdrachtvermindering wordt op 1 januari 2006 afgeschaft.

Afdrachtvermindering onderwijs
De afdrachtvermindering onderwijs bedraagt € 2.500 (€ 2.500). Het toetsloon voor 2005 is € 20.791
(€ 20.793).
Er bestaat recht op een afdrachtvermindering van € 1.500 (€ 1.500) wanneer een voormalig werkloze werknemer in dienst is die aangewezen scholing volgt die er op gericht is de werknemer op startkwalificatieniveau te brengen.

Afdrachtvermindering zeevaart
De afdrachtvermindering zeevaart is vanaf 1 januari 2005 niet meer van toepassing op loon dat een werkgever betaalt aan zeevarenden die werkzaam zijn op de volgende schepen:
· baggerschepen zonder eigen voorstuwing of die niet beschikken over een eigen laadruimte
· schepen voor bedrijfsmatige visserij.

Werknemers die werken op een schip dat geregelde passagiersdiensten onderhoudt tussen havens van de Europese Gemeenschap, maar die zelf niet de nationaliteit hebben van één van de landen van de Europese Gemeenschap of de Europese Economische Ruimte, worden niet meer als zeevarende aangemerkt.

Afdrachtvermindering kinderopvang
Per 1 januari 2005 wordt de Wet kinderopvang ingevoerd. Daarmee vervalt de afdrachtvermindering kinderopvang.

Afdrachtvermindering betaald ouderschapsverlof
De afdrachtvermindering betaald ouderschapsverlof wordt toegepast over het loon dat wordt doorbetaald tijdens het ouderschapsverlof van de werknemer. De afdrachtvermindering bedraagt 50% van het tijdens het ouderschapsverlof doorbetaalde loon en is per werknemer per kalenderjaar gebonden aan een maximum. De bedragen zijn niet gewijzigd ten opzichte van 2004.

Indien hij de leeftijd heeft bereikt van

doch niet de leeftijd van

bedraagt het toetsloon

maximaal bedrag afdrachtvermindering

15

16

   3.403

   3.403

16

17

3.913

3.913

17

18

4.480

4.480

18

19

5.161

5.161

19

20

5.955

5.955

20

21

6.975

6.975

21

22

8.223

8.223

22

23

9.641

9.641

23

-

11.342

11.342

Afdrachtvermindering arbo non-profit
Met ingang van 1 januari 2005 wordt de afdrachtvermindering arbo non-profit afgeschaft. De werkgever kan vanaf die datum geen afdrachtvermindering meer aanvragen.

Afdrachtvermindering speur - en ontwikkelingswerk
De voorwaarden voor het aanvragen van de afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk worden verruimd. Met ingang van 1 januari 2005 komt ook het loon dat verband houdt met het uitvoeren van onderzoeken naar technische haalbaarheid in aanmerking voor afdrachtvermindering. Deze haalbaarheidsonderzoeken moeten dan wel zijn gericht op eigen technisch-wetenschappelijk onderzoek, of op de technische mogelijkheden van eigen speur- en ontwikkelingswerk.
De afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk (S&O) voor 2005 bedraagt 42% van het loon dat betrekking heeft op speur- en ontwikkelingswerk, voorzover dat loon niet meer bedraagt dan
€ 110.000. Over het resterende S&O-loon bedraagt de afdrachtvermindering 14%. De afdrachtvermindering bedraagt maximaal € 7.941.154.
Voor technostarters is het (verhoogde) percentage van de afdrachtvermindering 60%. Een van de voorwaarden om als technostarter te worden aangemerkt is dat in de vijf voorafgaande kalenderjaren voor niet meer dan twee kalenderjaren een S&O-verklaring is afgegeven. Als S&O-activiteiten worden voortgezet die voorheen direct of indirect werden uitgevoerd door een verbonden vennootschap of door iemand die nu een aanmerkelijk belang heeft, dan moeten de verklaringen worden meegeteld die aan hen zijn afgegeven.

Autobelastingen

Bestrijding onbedoeld gebruik bestelauto (grijs kenteken)
In 2005 wordt een aantal maatregelen van kracht die het fiscale regime voor de bestelauto (grijs kenteken) wijzigt.
· Met ingang van 1 januari 2005 wordt de motorrijtuigenbelasting voor de bestelauto allereerst aangepast aan de inflatie (verhoging van de tarieven met 1,4%) en vervolgens verhoogd met € 76 per jaar. Deze laatste verhoging geldt niet voor de bestelauto die in gebruik is bij een gehandicapte. Voor deze specifieke groep van bestelauto's blijft de aanpassing van de motorrijtuigenbelasting beperkt tot de inflatiecorrectie.
· Met ingang van (waarschijnlijk) medio 2005 zal het gunstige fiscale regime voor de bestelauto nog slechts van toepassing zijn voor ondernemers en gehandicapten. Voor andere bestelauto's wordt het regime van de personenauto van toepassing. Dat houdt in dat ten aanzien van nieuwe bestelauto's de Belasting op personenauto's en motorrijwielen (BPM) wordt geheven en dat voor alle bestelauto's (nieuw en bestaand wagenpark) op dat tijdstip ook de hogere motorrijtuigenbelasting van toepassing wordt zoals die geldt voor de personenauto.
· Indien de nieuwe bestelauto op naam wordt gesteld van een ondernemer of van een gehandicapte kan de BPM worden teruggevraagd. Deze ondernemer of gehandicapte kan tevens een verzoek doen voor toepassing van het lagere tarief van de motorrijtuigenbelasting.
· Indien deze bestelauto binnen vijf jaar na de eerste tenaamstelling wordt verkocht aan een ander dan een ondernemer of een gehandicapte, wordt voor die bestelauto alsnog (een deel van) de BPM verschuldigd. Een dergelijke overdracht van het voertuig leidt overigens in alle gevallen tot de hogere motorrijtuigenbelasting, ongeacht de tijd die verstreken is na de eerste tenaamstelling. Voor de motorrijtuigenbelasting is die termijn van vijf jaar dus niet van belang.
Het vorenstaande houdt in dat deze wijziging van het fiscale regime van de bestelauto voornamelijk gevolgen heeft voor de particuliere eigenaar of houder van de bestelauto.


Tarief vennootschapsbelasting
Met ingang van 1 januari 2005 wordt het tarief van de vennootschapsbelasting verlaagd van 34,5 percent naar 31,5 percent. Per 2006 en 2007 wordt het tarief verder verlaagd tot 30,5 respectievelijk 30 percent.
Tevens wordt met ingang van 1 januari 2005 het tarief over de eerste € 22.689 in de vennootschapsbelasting verlaagd van 29 naar 27 percent. Per 2006 en 2007 wordt dit tariefopstapje verder verlaagd naar 26 respectievelijk 25 percent.

Additionele heffing vennootschapsbelasting (surtax)
Met ingang van 1 januari 2005 wordt de additionele heffing van vennootschapsbelasting (surtax) afgeschaft. Op grond van deze regeling werd een additionele heffing van vennootschapsbelasting opgelegd van 20 percent over winstuitdelingen die als bovenmatig worden aangemerkt

Vrijstelling vennootschapsbelasting voor herstelorganisaties van Rijksmonumenten met culturele bestemming
Restaurerende instellingen, zoals stadsherstellichamen, kunnen van vennootschapsbelasting worden vrijgesteld. Eén van de daarbij gestelde voorwaarden is dat de instelling voor minstens 90% werkzaam is in het belang van de volkshuisvesting. Deze voorwaarde wordt zo verruimd dat de instelling voor minstens 90% werkzaam moet zijn in het belang van volkshuisvesting of rijksmonumenten.

Automatische voorlopige teruggaaf
De Belastingdienst gaat met ingang van belastingjaar 2005 over van een systeem van voorlopige teruggaaf op verzoek naar het "automatisch" verlenen van de voorlopige teruggaaf. De automatische voorlopige teruggaaf wordt gebaseerd op de voorlopige teruggaaf van het voorafgaande belastingjaar. Om in aanmerking te komen voor een automatische voorlopige teruggaaf moet men in het voorafgaande jaar zelf een voorlopige teruggaaf aangevraagd hebben.

Elektronische aangifte
Ondernemers kunnen met ingang van 2005 uitsluitend elektronisch aangifte doen voor de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting (wat betreft de aangiften over het jaar 2004).
Verder zullen aangiften omzetbelasting over tijdvakken na 1 januari 2005 nog uitsluitend elektronisch plaatsvinden. Voor de loonbelasting wordt het elektronisch aangifte doen verplicht over tijdvakken vanaf
1 januari 2006. De werkgever gaat dan voor de loonheffing en de premies werknemersverzekeringen samen in één keer elektronisch aangifte doen: de loonaangifte.

Tegemoetkoming kinderopvang
Op 1 januari 2005 wordt de Wet kinderopvang ingevoerd. Deze wet regelt dat overheid, werknemers en werkgevers gezamenlijk de kosten van kinderopvang dragen. De overheid geeft vanaf 1 januari 2005 aan werknemers een tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang. De aanvraag voor deze tegemoetkoming moet de werknemer bij de Belastingdienst indienen.

Heffings - en invorderingsrente
Het percentage van de door de Belastingdienst gebruikte heffings- en invorderingsrente is gekoppeld aan de door de Europese Centrale Bank (ECB) voor basisherfinancieringstransacties toegepaste interest, dan wel indien dit lager is, het met 0,5 procentpunt verminderde effectieve rendement van de laatste drie uitgegeven, aan Euronext te Amsterdam genoteerde staatsleningen.
Met ingang van 1 januari 2005 wordt het volgens deze methode berekende percentage van de heffings- en invorderingsrente verhoogd met 3% (was 1,5%). De heffings- en invorderingsrente worden daardoor voor het eerste kwartaal 2005 vastgesteld op 5 %.
Het tijdvak waarover de heffingsrente wordt berekend voor de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting wordt vervroegd naar 1 juli van het belastingjaar (nu begint het tijdvak te lopen na afloop van het belastingjaar). Voor de vennootschapsbelasting werkt dit vanaf 1 juli 2005 en voor de inkomstenbelasting vanaf 1 juli 2006.

Instellen van beroep bij rechtbank
Een belastingplichtige kan nu tegen de uitspraak van de Belastingdienst op een bezwaarschrift beroep instellen bij het gerechtshof. Vanaf 1 januari 2005 kan men tegen de uitspraak in beroep gaan bij de rechtbank. De uitspraak moet wel gedagtekend zijn op of na 1 januari 2005. Tegen de uitspraak van de rechtbank kan in hoger beroep worden gegaan bij het gerechtshof. Het blijft mogelijk om tegen de uitspraak van het gerechtshof in cassatie te gaan bij de Hoge Raad.

 

Terug naar index - Belastingwijzigingen bedrijven