De Nederlandse Transfer Pricing regels voor vaste inrichtingen
Uitgangspunt voor de heffing van Nederlandse vennootschapsbelasting van een filiaal of vaste inrichting is dat deze in wezen moet worden belast alsof het een zelfstandige onderneming is.
Het at arm's length-beginsel bepaalt dan dat de vaste inrichting zakelijk (op at arm's length-basis) met verbonden partijen moet handelen.
Op Nederlandse vestigingen van buitenlandse vennootschappen, of buitenlandse vestigingen van Nederlandse vennootschappen, zijn dus ook de Nederlandse transfer pricing regels van toepassing.
Voor dit soort situaties is het at arm’s length-beginsel niet alleen relevant voor het bepalen van fiscaal aanvaardbare interne verrekenprijzen, maar ook voor het bepalen van de juiste winstverdeling tussen een hoofdkantoor en de vaste inrichting (het filiaal).
Op transactieniveau bestaat in Nederland geen wezenlijk verschil tussen een vaste inrichting en een Nederlandse vennootschap als het gaat om de Transfer Pricing. De speciale relatie tussen het hoofdkantoor en de vaste inrichting (geen afzonderlijke juridische status) veroorzaakt wel enkele typische verschillen, zoals bijvoorbeeld het negeren van de doorbelasting van rentelasten door het buitenlandse hoofdkantoor aan de vaste inrichting die niet worden ondersteund door externe rentelasten.