taxci
 

Het at arm s length beginsel

Laatst gewijzigd: 28-04-2020

De OESO-richtlijnen beogen inzicht te geven in de wijze waarop het at arm’sblength-beginsel in de praktijk kan worden toegepast en bevatten aanbevelingen voor het vormgeven van wetgeving en beleid voor de lidstaten van de OESO.

De OESO-richtlijnen hebben als zodanig geen directe werking hebben in Nederland, maar de Nederlandse autoriteiten hebben de OESO-richtlijnen wel als uitgangspunt voor hun eigen wetgeving en beleid op het gebeid van Transfer Pricing geaccepteerd, tenzij daar expliciet van wordt afgeweken.

Het at arm's length-beginsel als zodanig is opgenomen in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en is wellicht op dit moment verworden tot het belangrijkste basisprincipe voor de winstbepaling van vennootschappen in Nederland.

Artikel 8b, eerste lid van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 luidt als volgt:

“Indien een lichaam, onmiddellijk of middellijk, deelneemt aan de leiding van of het toezicht op, dan wel in het kapitaal van een ander lichaam en tussen deze lichamen ter zake van hun onderlinge rechtsverhoudingen voorwaarden worden overeengekomen of opgelegd (verrekenprijzen) die afwijken van voorwaarden die in het economische verkeer door onafhankelijke partijen zouden zijn overeengekomen, wordt de winst van die lichamen bepaald alsof die laatstbedoelde voorwaarden zouden zijn overeengekomen."
 
Het doel van deze bepaling is om te voorkomen dat “onzakelijke transacties” tussen verbonden ondernemingen de berekening van de belastbare winst van Nederlandse belastingplichtigen beïnvloeden. De term “onzakelijke transacties” ziet dan met name op transacties die zijn aangegaan onder voorwaarden die in strijd moeten worden geacht met het "at arm’s length”-beginsel.  

Onzakelijke transacties kunnen zich in beginsel alleen voordoen tussen gelieerde partijen. Als de contractpartijen niet aan elkaar zijn gelieerd (direct of indirect door aandeelhouderschap met elkaar verbonden) worden de gehanteerde prijzen door de aard ervan automatisch als marktconform beschouwd. Nog steeds kunnen zich dan discussies voordoen over de juiste fiscale verrekenprijzen, bijvoorbeeld met betrekking tot de verdeling of toerekening van de prijs aan verschillende onderdelen van gebundelde diensten of transacties, maar het totale bedrag van de prijs kan geen onderdeel uitmaken van deze discussie. 

Het uitgangspunt van het at arm’s length-beginsel is dat gelieerde ondernemingen voor belastingdoeleinden worden verondersteld onderling onder dezelfde voorwaarden te handelen als onafhankelijke partijen onder vergelijkbare omstandigheden zouden doen (in het Engels “at arm’s length” handelen).

Dat betekent dat een resultaat dient te worden bereikt waarin de fiscale winst die gelieerde ondernemingen behalen op hun onderlinge transacties vergelijkbaar is met de winst die onafhankelijke ondernemingen onder vergelijkbare omstandigheden met vergelijkbare transacties zouden behalen.

De wet voorziet niet in algemene criteria of methoden om een “at arm’s length” prijs te bepalen. De in Nederland toe te passen methoden zijn uitgewerkt in verschillende beleidsnotities die nauw aansluiten bij de OESO-richtlijnen voor interne verrekenprijzen.

Alleen voor zogenaamde doorstroomvennootschappen (groepsfinanciering- en licentie activiteiten) voorziet de wet in concrete criteria om de zakelijkheid van de transacties te toetsen. Deze criteria zijn vastgelegd in artikel 8c van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.

Back to index "Transfer Pricing"

Ga naar: Onze diensten op het gebied van Transfer Pricing