taxci
 

Wijzigingen in de loonbelasting met ingang van 1 januari 2006

Laatst gewijzigd: 11-03-2011

 

2.1

Nieuwe loonaangifte

2.2

Spaarloon of levensloopregeling

2.3

Pensioenregelingen

2.4

Reiskostenvergoeding

2.5

Auto van de zaak

2.6

Telefoonvergoeding

2.7

Zakelijke maaltijden

2.8

Maaltijden in bedrijfskantines

2.9

Consumpties tijdens werktijd

2.10

Personeelsleningen

2.11

Vrijwilligers

Loonbelasting

 

Nieuwe loonaangifte

De nieuwe loonaangifte is er vanaf 1 januari 2006. Deze nieuwe aangifte loonheffingen is een gecombineerde aangifte voor de premies werknemersverzekeringen, de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet en de loonbelasting/premie volksverzekeringen. Werkgevers en accountants- en administratiekantoren zijn bovendien verplicht om de loonaangifte voortaan elektronisch in te dienen.

Spaarloon of levensloopregeling

 

Spaarloon

Het bedrag dat de werknemer in 2006 mag sparen bedraagt maximaal € 613. Dit bedrag is gelijk aan het bedrag in 2005. De werknemer mag slechts bij één werkgever deelnemen aan de spaarloonregeling.

Als een werknemer bij een werkgever wil sparen via de spaarloonregeling, dan moet worden voldaan aan de volgende twee voorwaarden:

  • de werknemer is sinds 1 januari 2006 bij die werkgever in dienst en
  • die werkgever past ten aanzien van die werknemer sinds 1 januari 2006 de algemene heffingskorting toe.

Als een werknemer na de eerste dag van het kalenderjaar bij een werkgever in dienst treedt kan hij dus niet van de spaarloonregeling van die werkgever gebruik maken.

In de inkomstenbelasting geldt voor het jaar 2006 een vrijstelling in box 3 van maximaal € 17.025

(€ 17.025) voor geblokkeerde spaartegoeden uit een spaarloonregeling.

Levensloopregeling

Op 1 januari 2006 wordt de levensloopregeling ingevoerd. Met de levensloopregeling kunnen werknemers sparen om in de toekomst een periode van onbetaald verlof te financieren. Er kan maximaal 12% van het loon gespaard worden. De levensloopregeling kan worden gebruikt voor elke vorm van verlof, zoals zorgverlof, sabbatical, ouderschapsverlof en educatief verlof. Het spaarsaldo mag ook gebruikt worden om eerder met pensioen te gaan. De huidige verlofspaarregeling mag worden omgezet in de levensloopregeling.

Vanaf 2006 kan de werknemer jaarlijks kiezen aan welke regeling hij wil deelnemen: spaarloon of levensloop. Gelijktijdig in beide regelingen geld inleggen is niet mogelijk. Die keuze hoeft niet vóór

1 januari 2006 gemaakt te worden; dit kan het hele jaar. Als men echter in 2006 een bedrag heeft ingelegd in de spaarloonregeling (en dus feitelijk een keuze heeft gemaakt voor spaarloon) heeft men nog tot 1 juli 2006 de mogelijkheid om die keuze te herzien. De stortingen in de spaarloonregeling die in 2006 tot die datum hebben plaatsgevonden, moeten in dat geval vóór 1 juli door de bank teruggestort worden naar de werkgever. De werkgever moet vervolgens deze bedragen ook vóór 1 juli als loon aan de werknemer uitbetalen.

Pensioenregelingen

Alle pensioenregelingen moeten vanaf 1 januari 2006 voldoen aan de fiscale kaders zoals deze gelden na de invoering van de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling (Wet VPL). Het uitgangspunt van deze wet is dat een werknemer pas op 65-jarige leeftijd stopt met werken. De werkgever werknemer mag wel eerder met pensioen gaan dan bij 65 jaar, maar het pensioen moet dan actuarieel herrekend worden. Dat betekent dat het pensioen wordt verdeeld over een groter aantal jaren, waardoor de werknemer lagere pensioenuitkeringen krijgt. Voor werknemers die op 31 december 2004 55 jaar of ouder zijn, maakt de wet een uitzondering. Voor hen geldt dat bepaalde VUT- en prepensioenregelingen mogelijk blijven.

Werkgevers die de pensioenregelingen per 1 januari 2006 nog niet hebben aangepast vallen in 2006 onder een nieuwe overgangsregeling. Zij moeten 52% eindheffing betalen over het verschil tussen de premie die ze op dat moment betalen en de premie die ze zouden betalen als ze de pensioenregeling hadden aangepast.

Reiskostenvergoeding

De maximale belastingvrije vergoeding van zakelijke kilometers is € 0,19 (€ 0,18) per kilometer, ongeacht het vervoermiddel. Dit betekent dat de werkgever elke zakelijke kilometer, dus ook elke kilometer voor woon-werkverkeer, tot maximaal € 0,19 (€ 0,18) belastingvrij kan vergoeden. Woon-werkverkeer is ook zakelijk verkeer.

Als een werknemer met het openbaar vervoer reist kan de werkgever kiezen: er kan maximaal € 0,19

(€ 0,18) per kilometer worden vergoed, maar ook de werkelijke reiskosten mogen belastingvrij worden vergoed.

Auto van de zaak

Vanaf 1 januari 2006 behoort de bijtelling voor het privé-gebruik van de auto van de zaak tot het loon in plaats van een bijtelling in de inkomstenbelasting. De bijtelling voor privé-gebruik is de waarde van het privé-gebruik van een ter beschikking gestelde personen- of bestelauto, verminderd met de eigen bijdrage van de werknemer voor het privé-gebruik. De waarde van het privé-gebruik is een forfaitair percentage van de catalogusprijs van de auto, inclusief BPM en omzetbelasting. Voor het jaar 2006 is dat 22%. De bijtelling geldt per kalenderjaar.

Als een werknemer minder dan 500 kilometer per kalenderjaar privé rijdt en dit kan bewijzen, is er geen bijtelling. De werknemer kan daartoe een verklaring aanvragen bij de Belastingdienst. Het aanvraagformulier dat hij daarvoor moet gebruiken, is te downloaden via www.belastingdienst.nl.

De overgang van deze bijtelling van de inkomstenbelasting naar de loonheffing kan gevolgen hebben voor de Voorlopige Teruggave.

Voor bestelauto’s geldt daarnaast nog het volgende:

- er hoeft geen bijtelling plaats te vinden als de werknemer de bestelauto niet kan gebruiken buiten werktijd, bijvoorbeeld omdat de werknemer de bestelauto plaatst op een afgesloten bedrijfsterrein. De werkgever kan ook een schriftelijk verbod op privé-gebruik opleggen aan de werknemer. Hierbij is vereist dat hij controle uitoefent op de naleving van het verbod en een passende sanctie oplegt als het verbod wordt overtreden.

- bij bestelauto’s die door de aard van het werk doorlopend afwisselend worden gebruikt door twee of meer werknemers kan het privé-gebruik moeilijk vast te stellen zijn. Het privé-gebruik wordt dan door middel van eindheffing bij de werkgever belast. Deze eindheffing bedraagt € 300 per bestelauto op jaarbasis.

Telefoonvergoeding

Het normbedrag voor een telefoonabonnement per maand is onveranderd en bedraagt € 20,32. De overige normbedragen voor de telefoon zijn ongewijzigd.

Zakelijke maaltijden

De normbedragen voor een zakelijke maaltijd zijn niet gewijzigd per 2006.

 

2006

2005

Warme maaltijd

€ 3,10

€ 3,10

Koffiemaaltijd/Lunch

1,55

1,55

Ontbijt

1,55

1,55

 

Maaltijden in bedrijfskantines

Voor een maaltijd in een bedrijfskantine gelden de volgende normbedragen:

 

 

2006

2005

Warme maaltijd

€ 3,80

€ 3,85

Koffiemaaltijd/Lunch

2,00

2,00

Ontbijt

2,00

2,00

 

Consumpties tijdens werktijd

De vrijgestelde vergoeding voor consumpties tijdens werktijd (maaltijden vallen hier niet onder) bedraagt maximaal € 2,75 (€ 2,75) per week of € 0,55 (€ 0,55) per dag.

Personeelsleningen

Er is in 2005 en 2006 geen sprake van een te belasten rentevoordeel als de werknemer tenminste 3,5% rente betaalt over het geleende bedrag.

Vrijwilligers

De vergoeding die een vrijwilliger ontvangt, voor zover deze niet meer bedraagt dan € 1.500 (€735) per jaar en € 150 per maand wordt niet als loon beschouwd.

Het gaat er om of de beloning in redelijke mate overeenstemt met (de aard van) het werk. Bij een beloning die kan worden aangemerkt als een marktconforme beloning, is er geen sprake van `vrijwilligerswerk`. Een belangrijk kenmerk van vrijwilligerswerk is namelijk dat een vergoeding niet in verhouding staat tot het tijdsbeslag en de aard van het verrichte werk.