Vennootschapsbelasting/dividendbelasting
1 Vennootschapsbelasting/dividendbelasting
1.1 Tarieven
Tarieven vennootschapsbelasting in 2010 bij een winst van:
meer dan
maar niet meer dan
Bedraagt het percentage
-
€ 200.000
€ 200.000
20,0 %
25,5 %
meer dan
|
maar niet meer dan
|
Bedraagt het percentage
|
-
€ 200.000
|
€ 200.000
|
20,0 %
25,5 %
|
1.2 Willekeurige afschrijving
Bedrijven kunnen investeringen die in het kalenderjaar 2010 plaatsvinden in 2 jaar afschrijven, dus maximaal 50 procent in 2010 en 50 procent in 2011. De willekeurige afschrijving is een tijdelijke maatregel, in het kader van de economische crisis, die geldt voor nieuwe bedrijfsmiddelen. Een aantal bedrijfsmiddelen zijn uitgezonderd. De belangrijkste uitzonderingen zijn: gebouwen, grond, wegen waterbouwkundige werken, dieren, immateriële activa (waaronder software), bromfietsen, motorrijwielen en personenauto's. Uitgesloten zijn ook bedrijfsmiddelen die hoofdzakelijk bestemd zijn voor ter beschikking stelling aan derden. Taxi's en zeer zuinige personenauto's mogen wel willekeurig worden afgeschreven. Een personenauto geldt als zeer zuinig als de CO2uitstoot niet meer bedraagt dan
Willekeurige afschrijving is mogelijk zodra (in het kalenderjaar 2010) een investeringsverplichting is aangegaan of voortbrengingskosten zijn gemaakt. Het bedrag van de willekeurige afschrijving kan echter niet hoger zijn dan het bedrag dat ter zake van de investeringsverplichting is betaald dan wel het bedrag van de gemaakte voortbrengingskosten. Het bedrijfsmiddel moet vóór 1 januari 2013 door de belastingplichtige in gebruik zijn genomen. Deze maatregel gold al voor investeringen gedaan in 2009 (met ingebruikname vóór 1 januari 2012) en wordt met een jaar verlengd.
Voor zeeschepen geldt voor 2010 als aanvullende voorwaarde dat niet eerder dan na 10 jaar voor het tonnageregime kan worden gekozen. Dit voorkomt dat het mogelijk is om een onbedoeld fiscaal voordeel te creëren door de tijdelijke willekeurige afschrijving en het tonnageregime binnen een kort tijdsbestek te combineren.
1.3 Van octrooibox naar innovatiebox
De octrooibox, die in 2007 is ingevoerd, is zodanig verruimd dat deze een nieuwe naam krijgt: de innovatiebox.
De verruimingen per 1 januari 2010:
• De plafonds voor zowel octrooiactiva als activa uit speuren ontwikkelingswerk (S&Oactiva) worden geschrapt;
• Het tarief voor de vennootschapsbelasting voor innovatieve activiteiten wordt verlaagd van 10% naar 5%.
• Verliezen op innovatieve activiteiten worden aftrekbaar tegen het normale tarief van 25,5% in plaats van het verlaagde tarief.
Hierdoor kunnen voortaan niet alleen octrooien maar ook speur en ontwikkelingsprojecten volledig profiteren.
• Verduidelijkt is dat uitbesteden van S&Owerk mogelijk is wanneer er bij de opdrachtgever voldoende activiteiten en kennis van zaken aanwezig is.
1.4 Verruiming verliesverrekening
De mogelijkheid van verliesverrekening in de vennootschapsbelasting is tijdelijk verruimd. Dit houdt in dat de bestaande mogelijkheid tot terugwenteling van verliezen van één jaar op verzoek wordt verlengd tot drie jaar. In ruil hiervoor wordt dan de huidige voorwaartse verliesverrekening van negen jaar ingekort tot zes jaar. Deze maatregel geldt voor de belastingjaren 2009 en 2010.
1.5 Versoepeling deelnemingsvrijstelling
De antimisbruikregeling in de deelnemingsvrijstelling (de regeling voor laagbelaste beleggingsdeelnemingen) verandert. Tot nu toe moest voor toepassing van de deelnemingsvrijstelling worden gekeken of de bezittingen van de (klein)dochtervennootschappen niet voor meer dan de helft uit beleggingen bestonden (de bezittingentoets) dan wel of de dochtervennootschap was onderworpen aan een winstbelasting van ten minste 10% (de onderworpenheidstoets). Voor de toepassing van de deelnemingsvrijstelling gaat voortaan een oogmerktoets gelden. Dat betekent dat moet worden gekeken of de deelneming niet als belegging wordt gehouden. In de praktijk betekent dit dat het bijvoorbeeld moet gaan om een deelneming in een actieve onderneming. Een deelneming in een vennootschap waarvan de balans bestaat uit bijvoorbeeld liquide middelen, obligaties, effecten en schuldvorderingen wordt gezien als belegging. Daarnaast worden de bezittingentoets en de versoepelde onderworpenheidstoets als escapes opgenomen indien niet aan de oogmerktoets wordt voldaan. Met dit voorstel wordt in grote lijnen teruggekeerd naar de deelnemingsvrijstelling zoals die vóór 1 januari 2007 gold.
1.6 Inhoudingsvrijstelling dividendbelasting
De inhoudingsvrijstelling en de teruggaafregeling in de dividendbelasting – het achterwege laten van inhouding van dividendbelasting – wordt uitgebreid voor dividenden uitgekeerd aan aandeelhouders in IJsland en Noorwegen. Het gaat hierbij om het in bepaalde gevallen (onder meer in deelnemingsverhoudingen en aan buitenlandse pensioenfondsen) achterwege laten van heffing van dividendbelasting.
Daarnaast geldt voor de toepassing van de inhoudingsvrijstelling dividendbelasting in EUverband niet langer de eis dat de verkrijger van de dividenden een in de Moederdochterrichtlijn aangewezen rechtspersoon (bijvoorbeeld een BVBA, AG, GmbH, of SA enz.) moet zijn. De inhoudingsvrijstelling geldt dus voor dividenduitkeringen aan alle rechtspersonen in de EU, tenzij deze zijn vrijgesteld van winstbelasting (zoals in Nederland bij de vrijgestelde of fiscale beleggingsinstellingen).
Indien u meer informatie over dit onderwerp wenst, of indien u geadviseerd wilt worden op uw specifieke situatie nodigen wij u van harte uit om contact met ons op te nemen via e-mail of per telefoon op het nummer 010-2010466.
Wij maken graag tijd voor u !