taxci
 

Loonbelasting 2010

Laatst gewijzigd: 09-02-2010

2.1

Spaarloon of levensloopregeling

2.2

Reiskostenvergoeding

2.3

Auto van de zaak

2.4

Maaltijden in bedrijfskantines

2.5

Consumpties tijdens werktijd

2.6

Personeelsleningen

2.7

Vrijwilligers

2.8

Geschenkenregeling

2.9

Fietsregeling

2.10

Vakantiebonnen

2.11

Pseudo-eindheffing backservice voor hoge inkomens

2.12

Kleinebanenregeling

2.13

Stamrechtbanksparen

2.14

Versoepeling gebruikelijkloonregeling

2.15

Vereenvoudiging aangifte loonheffingen voor dga’s

 

 

2.1 Spaarloon of levensloopregeling

 

Spaarloon

Het bedrag dat de werknemer maximaal mag sparen bedraagt € 613 per jaar. De werknemer mag slechts bij één werkgever deelnemen aan de spaarloonregeling.

 

In de inkomstenbelasting geldt voor het jaar 2010 een vrijstelling in box 3 van maximaal

€ 17.025 (€ 17.025) voor geblokkeerde spaartegoeden in het kader van een spaarloonregeling.

 

Levensloopregeling

Werknemers hebben bij opname uit de levensloopregeling recht op de levensloopverlofkorting. Bij de berekening van de loonbelasting/premie volksverzekeringen wordt deze extra heffingskorting door de werkgever verrekend. De levensloopverlofkorting is gelijk aan het opgenomen bedrag uit de levensloopregeling met een maximum van € 199 (€ 195) per gespaard kalenderjaar.

 

Vanaf 2010 hebben werknemers die bij het begin van het kalenderjaar 61 jaar of ouder zijn geen recht meer op de arbeidskorting, de aanvullende alleenstaande­ouderkorting en de doorwerkbonus met betrekking tot het uit de levensloopregeling opgenomen bedrag.

 

De werknemer kan jaarlijks kiezen aan welke regeling hij wil deelnemen: spaarloon of levensloop. In hetzelfde jaar in beide regelingen geld inleggen is niet mogelijk.

 

 

2.2 Reiskostenvergoeding

 

De maximale belastingvrije vergoeding van zakelijke kilometers is € 0,19 (€ 0,19) per kilometer, ongeacht het vervoermiddel. Dit betekent dat de werkgever elke zakelijke kilometer, ook elke kilometer voor woon­werkverkeer, tot maximaal € 0,19 (€ 0,19) belastingvrij kan vergoeden.

 

Als een werknemer met het openbaar vervoer reist, kan de werkgever kiezen: er kan maximaal € 0,19 (€ 0,19) per kilometer belastingvrij worden vergoed, maar in plaats daarvan mogen ook de werkelijke reiskosten belastingvrij worden vergoed. De werkgever moet de vergoede plaatsbewijzen bewaren, ingeval een hogere vergoeding wordt verstrekt dan € 0,19 per kilometer.

 

 

2.3 Auto van de zaak

 

Vanaf 1 januari 2010 zijn er vier tarieven voor de (minimum)bijtelling auto van de zaak:

1.   0% voor auto’s zonder CO2­uitstoot (bijvoorbeeld elektrische auto’s);

2.   14% voor zeer zuinige auto's met een CO2­uitstoot van maximaal:

­95 gram per kilometer bij een auto die op diesel rijdt;

      ­110 gram per kilometer bij een auto die niet op diesel rijdt;

3.   20% voor zuinige auto's met een CO2­uitstoot van meer dan:

­95 en maximaal 116 gram per kilometer bij een auto die op diesel rijdt;

      ­110 en maximaal 140 gram per kilometer bij een auto die niet op diesel rijdt;

4.   25% voor alle andere auto’s.

 

De grondslag voor de bijtelling is de catalogusprijs van de auto inclusief BPM.

 

De verlaagde bijtelling van 0% voor auto’s zonder CO2­uitstoot geldt tot en met 2014.

Met ingang van 1 januari 2010 bedraagt de bijtelling voor auto’s van de zaak die meer dan 15 jaar geleden voor het eerst in gebruik zijn genomen ten minste 35% van de waarde van de auto in het economische verkeer. Bij deze oude auto’s is de catalogusprijs dus niet van belang.

 

 

2.4 Maaltijden in bedrijfskantines

 

Voor een maaltijd in een bedrijfskantine gelden de volgende normbedragen:

 

2010

2009

Warme maaltijd

Koffiemaaltijd/Lunch

Ontbijt

€ 4,20

   2,20

   2,20

€ 4,00

   2,10

   2,10

 

 

2.5 Consumpties tijdens werktijd

 

De vrijgestelde vergoeding voor consumpties tijdens werktijd (maaltijden vallen hier niet onder) bedraagt maximaal € 2,75 (€ 2,75) per week of € 0,55 (€ 0,55) per dag.

 

 

2.6 Personeelsleningen

 

Er is in 2010 geen sprake van een te belasten rentevoordeel als de werknemer ten minste 2,5% (4,9%) rente betaalt over het geleende bedrag.

 

 

2.7 Vrijwilligers

 

De vergoeding die een vrijwilliger ontvangt, wordt niet als loon beschouwd als deze niet meer bedraagt dan € 1.500 (€ 1.500) per jaar en € 150

(€ 150) per maand. Het gaat erom of de beloning in redelijke mate overeenstemt met (de aard van) het werk. Bij een beloning die kan worden aangemerkt als een marktconforme beloning, is er geen sprake van `vrijwilligerswerk`. Een belangrijk kenmerk van vrijwilligerswerk is namelijk dat een vergoeding niet in verhouding staat tot het tijdsbeslag en de aard van het verrichte werk.

 

 

2.8 Geschenkenregeling

 

De werkgever mag 20% eindheffing toepassen over geschenken in natura aan een werknemer, voor zover de waarde in het economische verkeer niet meer is dan € 70 (€ 70) per kalenderjaar.

 

 

2.9 Fietsregeling

 

De werkgever kan eens per drie jaren de aanschafkosten van een fiets van de werknemer tot

een bedrag van € 749 (€ 749) onbelast vergoeden als de werknemer voor woon­werkverkeer

gebruik maakt van de fiets. De werkgever mag voor met de fiets samenhangende zaken in 2010 maximaal € 82 (€ 82) onbelast aan zijn werknemer vergoeden of verstrekken. Het maximum van € 82 per kalenderjaar geldt voor vergoedingen en verstrekkingen samen.

 

 

2.10 Vakantiebonnen

 

Regelmatig (volgens de CAO) bij de betaling van het loon verstrekte vakantiebonnen, vakantietoeslagbonnen of van daarmee overeenkomende aanspraken worden met ingang van 1 januari 2010 gewaardeerd op 99% van de nominale waarde.

 

 

2.11 Pseudo­eindheffing backservice voor hoge inkomens

 

Met ingang van 1 januari 2010 is de pseudo­eindheffing backservice van kracht. Deze eindheffing is verschuldigd door de werkgever in het geval er sprake is van backservice bij een pensioenopbouw op basis van een eindloonstelsel. Dit geldt alleen voor hoge inkomens: het nieuwe pensioengevend loon moet namelijk hoger zijn € 519.000. In die gevallen wordt een pseudo­eindheffing geheven van 15 % over de forfaitaire waarde van de backservice­aanspraak. Deze heffing zal dus alleen worden toegepast als sprake is van een salarisstijging en dus van backservice. Het kan daarbij gaan om een salarisstijging bij dezelfde werkgever, maar ook om de salarissprong die wordt gemaakt bij de overstap naar een nieuwe werkgever. De grondslag voor de heffing is een forfaitair berekende backservice en bedraagt het verschil van het nieuwe pensioengevend loon en het oude pensioengevend loon vermenigvuldigd met een factor 4. Deze heffing wordt geheven van de werkgever naast de reguliere loonheffing voor die werknemer.

 

 

2.12 Kleinebanenregeling

 

Voor het kalenderjaar 2010 geldt de kleinebanenregeling die regelt dat voor de werknemer jonger dan 23 jaar met een kleine baan geen premies werknemersverzekeringen hoeven te worden betaald en dat voor die werknemer de inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet op nul wordt gesteld. De werkgever hoeft dan ook geen vergoeding voor die inkomensafhankelijke bijdrage meer te geven. Van een kleine baan is sprake in het geval het loon voor een 22­jarige niet meer bedraagt dan maximaal € 600 per maand. Voor lagere leeftijden gelden lagere bedragen (zie de tabel hieronder). Voor de inhouding van loonbelasting/premie volksverzekeringen verandert er niets en moet – dus ook voor kleine banen ­nog steeds de verschuldigde loonheffing worden ingehouden.

Leeftijd

Maximumbedrag fiscaalloon per maand

Jonger dan 18 jaar

275

18

325

19

375

20

425

21

500

22

600

 

2.13 Stamrechtbanksparen

 

Vanaf 1 januari 2010 wordt de keuzemogelijkheid van een (ex­)werknemer om een ontvangen ontslagvergoeding in te zetten voor een inkomensvoorziening (stamrecht) uitgebreid. De bedragen die ter vervanging van gederfd of te derven loon zijn ontvangen kunnen vrijgesteld van loonbelasting worden overgemaakt naar een geblokkeerde spaarrekening (stamrechtspaarrekening) bij een kredietinstelling of een beleggingsrekening (stamrechtbeleggingsrekening) bij een beleggingsinstelling. Het tegoed van deze rekeningen respectievelijk de waarde van deze rechten kan onder voorwaarden worden uitgekeerd in termijnen, óf worden aangewend ter verkrijging van producten die onder de huidige stamrechtvrijstelling vallen. De uitkeringen zijn vervolgens belast.

 

 

2.14 Versoepeling gebruikelijkloonregeling 

 

In het kader van het verbeteren van de positie van de directeur­grootaandeelhouder (DGA) wordt de gebruikelijkloonregeling met ingang van 1 januari 2010 versoepeld. De gebruikelijkloonregeling is vanaf 1 januari 2010 niet meer van toepassing als het gebruikelijk loon niet hoger is dan

€ 5.000 per jaar. In deze gevallen hoeft er dan geen loonadministratie te worden opgezet, uiteraard tenzij de BV feitelijk loon betaalt. De grens van € 5.000 geldt voor het totaal van de werkzaamheden die de DGA voor een concern verricht, de grens wordt dus niet per BV getoetst.

 

 

2.15 Vereenvoudiging aangifte loonheffingen voor dga’s

 

BV’s met alleen één of meer directeuren­grootaandeelhouders (dga’s) krijgen de

mogelijkheid om nog maar eenmaal per jaar aangifte te doen voor de loonheffingen. Die

aangifte moet dan in januari gedaan worden. Hierbij gelden twee voorwaarden:

­ in het bedrijf werkt naast de dga (‘s) geen ander personeel;

­ de dga is (of de dga‘s zijn’) niet verzekerd voor de werknemersverzekeringen.

 

 

Indien u meer informatie over dit onderwerp wenst, of indien u geadviseerd wilt worden op uw specifieke situatie nodigen wij u van harte uit om contact met ons op te nemen via e-mail of per telefoon op het nummer 010-2010466.

Wij maken graag tijd voor u !