Belastingwijzigingen met ingang van 1 januari 2007 - Loonbelasting
Wijzigingen Loonbelasting 2007
Paraaf | Onderwerp |
2 | Loonbelasting |
2.1 | Spaarloon of levensloopregeling |
2.2 | Pensioenregelingen |
2.3 | Reiskostenvergoeding |
2.4 | Auto van de zaak |
2.5 | Telefoon en internet |
2.6 | Zakelijke maaltijden |
2.7 | Maaltijden in de bedrijfskantines |
2.8 | Consumpties tijdens werktijd |
2.9 | Personeelsleningen |
2.10 | Vrijwilligers |
2.11 | Dienstverlening aan huis |
2.12 | Artiesten- en beroepssportersregeling |
2.13 | Bedrijfsfitness |
2.14 | Geschenkenregeling |
2.15 | Fietsregeling |
Spaarloon of levensloopregeling
Spaarloon
Het bedrag dat de werknemer maximaal mag sparen bedraagt € 613 per jaar. De werknemer mag slechts bij één werkgever deelnemen aan de spaarloonregeling.
Als een werknemer bij een werkgever wil sparen via de spaarloonregeling, dan moet worden voldaan aan de volgende twee voorwaarden:
- de werknemer was reeds op 1 januari 2007 bij die werkgever in dienst en
- die werkgever past ten aanzien van die werknemer reeds sinds 1 januari 2007 de algemene heffingskorting toe.
Als een werknemer na de eerste dag van het kalenderjaar bij een werkgever in dienst treedt kan hij dat jaar dus niet van de spaarloonregeling van die werkgever gebruik maken.
In de inkomstenbelasting geldt voor het jaar 2007 een vrijstelling in box 3 van maximaal € 17.025
(€ 17.025) voor geblokkeerde spaartegoeden in het kader van een spaarloonregeling.
Levensloopregeling
Op 1 januari 2006 is de levensloopregeling ingevoerd. Met de levensloopregeling kunnen werknemers sparen om in de toekomst een periode van onbetaald verlof te financieren. De levensloopregeling kan worden gebruikt voor elke vorm van verlof, zoals zorgverlof, sabbatical, ouderschapsverlof en educatief verlof. Het spaarsaldo of de verzekeringsuitkering mag ook gebruikt worden om eerder met pensioen te gaan. De huidige verlofspaarregeling mag worden omgezet in de levensloopregeling. Er kan jaarlijks maximaal 12% van het loon gespaard worden. Inleg is uitsluitend toegestaan indien het spaarsaldo dan wel de waarde van de verzekering aan het begin van het jaar niet hoger is dan het bedrag dat nodig is voor een periode van extra (volledig doorbetaald) verlof van 2,1 jaar (absoluut maximum). Is men op 31 december 2005, 51 jaar of ouder, maar nog geen 56 jaar, dan geldt er een speciale regeling. Deze werknemers mogen dan meer sparen dan 12% van het brutoloon. Zo kan men in een kortere periode toch een behoorlijk levenslooptegoed opbouwen. Ook in dit geval geldt het hiervoor genoemde absolute maximum. Bij deze toets wordt echter niet uitgegaan van het saldo dan wel de waarde aan het begin van het jaar, maar van het saldo dan wel de waarde die na de storting resulteert.
De werknemer kan jaarlijks kiezen aan welke regeling hij wil deelnemen: spaarloon of levensloop. In hetzelfde jaar in beide regelingen geld inleggen is niet mogelijk.
Alle pensioenregelingen moeten in beginsel vanaf 1 januari 2006 voldoen aan de fiscale kaders zoals deze gelden na de invoering van de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling (Wet VPL). Het uitgangspunt van deze wet is dat een werknemer pas op 65-jarige leeftijd stopt met werken. De werknemer mag wel eerder met pensioen gaan dan bij 65 jaar, maar het (in dat geval over minder jaren opgebouwde) pensioen moet dan actuarieel herrekend worden. Dat betekent dat het pensioen wordt verdeeld over een groter aantal jaren, waardoor de werknemer lagere pensioenuitkeringen krijgt. Voor werknemers die op 31 december 2004 55 jaar of ouder zijn, maakt de wet een uitzondering. Voor hen geldt dat bepaalde (op 31 december 2004 bestaande) VUT- en prepensioenregelingen mogelijk blijven.
Voor het jaar 2006 is een overgangsregeling getroffen voor regelingen die niet tijdig zijn aangepast aan de Wet VPL. Deze overgangsregeling bestaat niet meer in het jaar 2007.
De maximale belastingvrije vergoeding van zakelijke kilometers is € 0,19 (€ 0,19) per kilometer, ongeacht het vervoermiddel. Dit betekent dat de werkgever elke zakelijke kilometer, ook elke kilometer voor woon-werkverkeer, tot maximaal € 0,19 (€ 0,19) belastingvrij kan vergoeden.
Als een werknemer met het openbaar vervoer reist, kan de werkgever kiezen: er kan maximaal
€ 0,19 (€ 0,19) per kilometer belastingvrij worden vergoed, maar ook de werkelijke reiskosten mogen belastingvrij worden vergoed. De werkgever moet de vergoede plaatsbewijzen bewaren.
De bijtelling voor privé-gebruik auto is de waarde van het privé-gebruik van een ter beschikking gestelde personen- of bestelauto, verminderd met de eigen bijdrage van de werknemer voor het privé-gebruik. De waarde van het privé-gebruik is per kalenderjaar 22% van de catalogusprijs van de auto, inclusief BPM en omzetbelasting.
Als een werknemer niet meer dan 500 kilometer per kalenderjaar privé rijdt en dit kan bewijzen, is er geen bijtelling. De werknemer kan daartoe een verklaring aanvragen bij de Belastingdienst. Het aanvraagformulier dat hij daarvoor moet gebruiken, is te downloaden via www.belastingdienst.nl.
Voor bestelauto’s geldt daarnaast nog het volgende:
- er hoeft geen bijtelling plaats te vinden als de werknemer de bestelauto niet kan gebruiken buiten werktijd, bijvoorbeeld omdat de werknemer de bestelauto plaatst op een afgesloten bedrijfsterrein. De werkgever kan ook een schriftelijk verbod op privé-gebruik opleggen aan de werknemer. Hierbij is vereist dat hij controle uitoefent op de naleving van het verbod en een passende sanctie oplegt als het verbod wordt overtreden.
- bij bestelauto’s die door de aard van het werk doorlopend afwisselend worden gebruikt door twee of meer werknemers kan het privé-gebruik moeilijk vast te stellen zijn. Het privé-gebruik wordt dan door middel van eindheffing bij de werkgever belast. Deze eindheffing bedraagt € 300 (€ 300) per bestelauto op jaarbasis.
Met ingang van 1 januari 2007 zijn de vergoedingen en verstrekkingen van telefoon en internet onbelast als de werknemer de internet- of telefoonaansluiting voor meer dan 10% zakelijk gebruikt. Dit geldt ook voor een tweede telefoonaansluiting.
Met ingang van 1 januari 2007 vervalt de zogenoemde 80-maaltijdenregeling. Alle meer dan bijkomstig zakelijke maaltijden kunnen onbelast worden vergoed of verstrekt.
Maaltijden in bedrijfskantines
Voor een maaltijd in een bedrijfskantine gelden de volgende normbedragen:
|
2007 |
2006 |
Warme maaltijd |
€ 3,80 |
€ 3,80 |
Koffiemaaltijd/Lunch |
2,00 |
2,00 |
Ontbijt |
2,00 |
2,00 |
De vrijgestelde vergoeding voor consumpties tijdens werktijd (maaltijden vallen hier niet onder) bedraagt maximaal € 2,75 (€ 2,75) per week of € 0,55 (€ 0,55) per dag.
Er is in 2007 geen sprake van een te belasten rentevoordeel als de werknemer ten minste 4,7% (3,5%) rente betaalt over het geleende bedrag.
De vergoeding die een vrijwilliger ontvangt, wordt niet als loon beschouwd als deze niet meer bedraagt dan € 1.500 (€ 1.500) per jaar en € 150 (€ 150) per maand.
Het gaat erom of de beloning in redelijke mate overeenstemt met (de aard van) het werk. Bij een beloning die kan worden aangemerkt als een marktconforme beloning, is er geen sprake van `vrijwilligerswerk`. Een belangrijk kenmerk van vrijwilligerswerk is namelijk dat een vergoeding niet in verhouding staat tot het tijdsbeslag en de aard van het verrichte werk.
Met ingang van 1 januari 2007 wordt de regeling dienstverlening aan huis ingevoerd. Deze regeling komt in de plaats van de huidige huishoudhulpregeling. Daarnaast zal per die datum de zogenoemde “witte werksterregeling” komen te vervallen.
De regeling dienstverlening aan huis geldt voor particulieren die voor minder dan vier dagen in de week dezelfde persoon ‘inhuren’ voor persoonlijke diensten (klusjes in of aan huis, tuin e.d.). Ook het verlenen van zorg (eventueel via persoonsgebonden budget) of alfahulpverlening valt onder de nieuwe regeling voor dienstverlening aan huis.
In die gevallen hoeft de particuliere opdrachtgever geen loonbelasting in te houden of premies werknemersverzekeringen in te houden of zelf te betalen. De particuliere dienstverlener moet zijn verdiensten wel in zijn aangifte Inkomstenbelasting vermelden (als resultaat uit overige werkzaamheid) en is verder mogelijk inkomensafhankelijke bijdrage ZVW verschuldigd.
Artiesten - en beroepssportersregeling
De artiesten- en beroepssportersregeling (ABSR) vervalt voor:
- binnenlandse beroepssporters (met ingang van 1 januari 2007),
- buitenlandse beroepssporters en artiesten die inwoner zijn van dan wel gevestigd zijn in een land waarmee de Staat der Nederlanden een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten, de Nederlandse Antillen of Aruba (met ingang van 1 januari 2007)
- gezelschappen waarvan meer dan 70% van de leden woont in een land waarmee de Staat der Nederlanden een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten, de Nederlandse Antillen of Aruba (met ingang van 1 januari 2007), en
- situaties waarin het optreden of de sportbeoefening plaatsvindt “krachtens andere grond” (met terugwerkende kracht tot en met 9 mei 2006).
De ABSR blijft van toepassing voor de binnenlandse artiesten, de hiervoor niet genoemde buitenlandse beroepssporters en voor de hiervoor niet genoemde buitenlandse gezelschappen.
Dit heeft onder meer tot gevolg dat de binnenlandse sporters die onder de ABSR vielen (en dus niet in dienstbetrekking waren), met ingang van 1 januari 2007 niet meer onderworpen zijn aan de loonbelasting maar alleen nog aan de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (resultaat uit overige werkzaamheden of winst uit onderneming) en de heffing van inkomensafhankelijke bijdrage ZVW.
Onder bepaalde voorwaarden is de vergoeding of verstrekking van bedrijfsfitness onbelast. Vanaf 1 januari 2007 is de vergoeding of verstrekking onbelast als de bedrijfsfitness plaatsvindt op de werkplek of op een vaste locatie die u heeft aangewezen. De vaste locatie moet gelden voor alle werknemers met dezelfde arbeidsplaats. De minister heeft op dinsdag 12 december 2006 desgevraagd aan de Eerste Kamer een verruiming toegezegd van de voorwaarde over de plaats van de fitness. De reikwijdte daarvan wordt bekend gemaakt als de verruimde regeling is vastgesteld (naar verwachting in januari 2007).
Per 1 januari 2007 vervalt de voorwaarde dat de fitness voor 90% of meer onder werktijd moet plaatsvinden. De voorwaarde dat de deelname moet openstaan voor 90% of meer van alle werknemers (of voor 90% of meer van alle werknemers van een bepaalde vestiging van het bedrijf), blijft van kracht.
De vergoeding of verstrekking is belast als alleen een grootaandeelhouder en zijn eventuele partner gebruikmaken van de bedrijfsfitness. Een grootaandeelhouder is iemand die, al dan niet samen met zijn partner en zijn bloed- of aanverwanten in de rechte lijn, direct of indirect aandeelhouder is voor minstens eenderde gedeelte van het geplaatste aandelenkapitaal.
Met ingang van 1 januari 2007 mag de werkgever 20% eindheffing toepassen over geschenken in natura aan een werknemer, voor zover de waarde in het economische verkeer niet meer is dan € 70 per kalenderjaar. In 2006 was het maximum nog € 35 (voor één geschenk per jaar), met een eindheffing van 15%.
Vanaf 1 januari 2007 kan de werkgever eens per drie jaren de aanschafkosten van een fiets van de werknemer tot een bedrag van € 749 onbelast vergoeden als de werknemer voor woon-werkverkeer gebruik maakt van de fiets. In 2006 gold dat dan € 68 moest worden belast. Deze belastingheffing komt nu te vervallen.
Vanaf 1 januari 2007 mag de werkgever voor met de fiets samenhangende zaken maximaal € 82 per kalenderjaar onbelast aan zijn werknemer vergoeden en verstrekken. Het maximum van € 82 per kalenderjaar geldt voor vergoedingen en verstrekkingen samen.